‘Ik, Christoforus van Canaan’ is de derde dichtbundel van Alain Vanclooster. Vanclooster lijkt daarbij zijn eigen weg en stijl uitgewerkt te hebben volgens een interessant concept: het hervertellen van klassieke, eeuwenoude parabels en mythen, terwijl hij zich daarbij ontdoet van alle onnodige ballast en achterhaalde wereldbeelden.
Vanclooster debuteerde in 2011 met ‘Vroeger is een haas’, een verzameling gedichten die over een periode van 25 jaar geschreven zijn. De gedichten waren fris en complexloos, maar Vanclooster zou snel andere en meer gevorderde terreinen opzoeken. In 2012 kwam ‘Alena van Dilbeek’ uit, een hervertelling van de legende van de heilige Alena, die teruggaat tot de 7de eeuw en in de 16de eeuw neergeschreven werd.
De heilige Alena van Dilbeek was de dochter van de heidense Frankische vorst Levold, die in het bezit was van Dilbeek. Alena geraakte verliefd op Pieter, een jonge christen die Alena en haar vader op een dag uit de nood hielp. Christenen werden onder koning Levold zwaar vervolgd, en vooral Levolds zonen blonken uit in wreedheid tegenover hen. Levold verbood Alena dan ook om Pieter te zien. Tegen het advies van haar vader in trok ze elke nacht met Pieter naar de missen in de bossen van Vorst, en ontpopte zich tot een populaire exegete en predikante. Uiteindelijk werd ze betrapt en door haar broers vermoord.
Wat er speciaal is aan het verhaal van Vanclooster? Dat het zowel hartverscheurend als hartverwarmend is, in vlotte, toegankelijke en liederlijke taal geschreven, en vooral dat het in een fris kleedje gestopt werd, weg van het klassieke verhaal van de vrome, onderworpen vrouw, maar in de optiek van een speels en vooruitstrevend christendom - niet dat ik me daar toe aangetrokken voel, maar dat ligt aan mij - waarin man en vrouw gelijk zijn en waarin liefde en verdraagzaamheid centraal staan. Het concept voor de dichtbundel ging terug tot 2004, toen Vanclooster een eerste versie voordroeg op de Week van de Amateurkunsten. Om het verhaal te schrijven spendeerde hij weken in bibliotheken en archieven op zoek naar hagiografieën, interpretaties en andere teksten die hij als bronmateriaal kon gebruiken.
Diezelfde oefening doet hij nu opnieuw met ‘Ik, Christoforus van Canaan’. Hij kiest opnieuw een heilige uit (Christoforus, ook bekend als Christoffel), heeft alweer extensief bronnenonderzoek gedaan en heeft alweer alles in een fris en modern kleedje gestoken… Over de historische Christoforus is heel weinig bekend. Er bestaan weliswaar verschillende legendes en gedaanten over de heilige Christoforus, patroonheilige van de reizigers. Het moet een hele taak geweest zijn voor Vanclooster om daar een coherent verhaal uit te boetseren. Hij baseert zich op de bekendste legende, die van Christoffel de Christusdrager, die hij aanvult met elementen uit de andere versies. Het verhaal is gebaseerd op de persoon van Reprobus, zoon van de koning van Canaan.
Reprobus is niet erg slim, maar is erg sterk en kerngezond. Edoch, hij heeft een kop als van een hond. Men lacht hem uit om dit gebrek. Hij wordt geplaagd, hij wordt haast gek. Hij was voorbestemd om de troon over te nemen van zijn vader, maar omwille van zijn verschijning en zijn spraakgebrek wordt hij onterfd en verstoten. Hij wil wraak nemen voor deze vernedering en sluit zich aan bij de Romeinse keizer, de grootste vijand van zijn vader. Reprobus verraadt zijn vader en dient in het Romeinse leger. Doch als de keizer - de machtigste man in de wereld - bekent bang te zijn voor de duivel en het Boze Oog, gaat hij op zoek naar de duivel en biedt hem zijn diensten aan. Reprobus wil immers enkel de machtigste dienen.
Doch Reprobus begint zich schuldig te voelen over het verraden van zijn vader en het kwaad dat hij in naam van de duivel aanricht. Bovendien komt hij er achter dat de duivel een zekere Christus vreest, en dus niet de machtigste man ter wereld is. Reprobus besluit geen enkele meester meer te dienen en terug te keren naar zijn geboortestreek. Onderweg komt hij de kluizenaar Bartholomeus tegen, die de uitgehongerde en oververmoeide Reprobus bij hem laat rusten en helpt om god te vinden door dienstig te zijn zonder onderdanig te zijn. Hij wijst Reprobus de rivier waar hij met zijn sterke gestalte mensen kan helpen oversteken.
Op een dag draagt Reprobus een kind over de rivier. Het kind wordt steeds zwaarder gedurende de rit terwijl de stroming almaar wilder tekeer gaat. Het vergt een uiterste krachtinspanning van Reprobus om de oever te bereiken. Het kind zal zich dan uiten als Christus, en verkondigt dat Reprobus met hem de lasten van de hele wereld op zijn schouders heeft gedragen. Hij herdoopt Reprobus tot Christoforus: hij die Christus draagt. Tot slot gebiedt Christus Christoforus om terug te gaan naar zijn thuis, waar zijn vader op sterven ligt.
Hier wijkt Vanclooster af van de oorspronkelijke mythologie, zoals hij dat trouwens ook al deed in ‘Alena van Dilbeek’. Christoforus wordt immers niet doodgemarteld door meer dan 400 soldaten waarvan tallozen sneuvelen en anderen zich bekeren tot het christendom. In het verhaal van Vanclooster krijgt Christoforus na zijn ontmoeting met Christus een menselijk gezicht. Door deze opmerkelijke draai en de herhaling van motieven doorheen het verhaal laat Vanclooster je achter met een warm en knus gevoel, alsof je zelf mee op zoek bent gegaan naar de zin van je leven en eveneens het antwoord gevonden hebt.
Zowel deze dichtbundel als de voorganger ‘Alena van Dilbeek’ werden geïllustreerd door Steven Selschotter, een leraar plastische kunsten die toevallig ook de neef van de dichter is. Net zoals Vanclooster slaagt Selschjotter erin met een minimum aan middelen - zwarte inkt op papier - verfijnde illustraties te maken die hartverwarmend zijn. Vanclooster en Selschotter hebben goed begrepen dat eenvoud soms de beste manier is om mensen geweldloos te ontwapenen, en dat is ook wat ze met deze bundel doen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten