Dit artikel geeft achtergrondinformatie voor een uitzending over Tsjechische alternatieve muziek die ik heb samengesteld voor The Crooning Hour. Door een samenloop van omstandigheden is het programma niet uitgezonden.
De vier seizoenen van Praag. Muziek uit de Tsjechische ‘Underground’
De val van het communisme, zo wordt gezegd, duurde 10 jaar in Polen, 10 maanden in Oost-Duitsland en 10 dagen in Tsjecho-Slowakije. Václav Havel – het boegbeeld van de fluwelen revolutie in Tsjecho-Slowakije – verkondigt graag de invloed die de alternatieve rockmuziek had op de geschiedenis van zijn land, van de binnengesmokkelde opnames van Frank Zappa en The Velvet Underground tot de eigen ondergrondse muziekscene die buiten haar wil – verschillende muzikanten werden in een proces in 1976 tot gevangenisstraffen veroordeeld – de aanzet gaf tot de oprichting van de mensenrechtenbeweging Charta 77.
Překrásná země (Prachtig land)
We vangen aan met een communistische hymne uit 1952. Toen Tsjecho-Slowakije in 1945 door de Russen – en voor een deel ook door de Amerikanen - bevrijd werd, bestond er veel sympathie voor de Slavische grote broer. Tsjecho-Slowakije was sinds het uiteenvallen van de Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie in 1918 als een Slavisch land naar buiten getreden. Bovendien waren de Tsjecho-Slowaken niet vergeten hoe de westerse grootmachten Frankrijk en Groot-Brittannië in 1938 het verdrag van München ondertekenden en daarmee hun prille natie aan Hitler overleverden, die Sudetenduitsland bij Duitsland aanhechtte en een jaar later de rest van het gebied opsplitste in het Protectoraat Bohemen en Moravië en de Slowaakse Republiek, beiden vazalstaten van het Duitse Derde Rijk. Arbeiders en intellectuelen hadden na de oorlog wel oren naar de heilsboodschap van het communisme. De Tsjecho-Slowaakse communistische partij wist een stevige machtsbasis te verwerven en door een behendige machtspolitiek en gewelddadige intimidatie van politieke tegenstanders de macht volledig naar zich toe te trekken in 1948.
Het Tsjecho-Slowaakse communisme was er één van de harde lijn. Kritische stemmen werd het zwijgen opgelegd, ook binnen de communistische partij. De Griekse regisseur Costa-Gravas maakte met l’Aveu (de bekentenis) een uitstekende film over de processen tegen uit de gratie gevallen communisten. In de jaren ‘60 groeide het ongenoegen over het inefficiënte en bureaucratische beleid. De communistische leider Novotný, een man die de destalinisatie in de Sovjetunie nooit echt verteerd had, begon langzamerhand ook de Sovjetleiders flink op de zenuwen te werken. Novotný werd in januari 1968 vervangen door Alexander Dubček, een jonge hervormingsgezinde communist die meteen alle censuur afschafte en een rits hervormingen doorvoerde die moesten leiden naar een ‘socialisme met een menselijk gezicht’. Een paar maanden later, op 20 augustus, maakten de Sovjettanks samen met hun bondgenoten van het Warschaupact een einde aan de Praagse lente.
Aktual: Děti bolševismu (Kinderen van het bolsjewisme)
Aktual ontstond rond 1968, nog voor de Russische tanks Praag binnenrolden, als een amateuristisch en anarchistisch collectief. Frontman Milan Knížák kon gerust gelden als een ultra-alternatieveling en zwartkijker die zelfs het kunstzinnige milieu rond de groep Plastic People of the Universe te conformistisch vond. Een paar dagen na de Sovjetinval schreef hij ‘Russen naar huis’, een nummer met de niet mis te verstane zinsnede ‘steek het communisme in jullie reet’. Dergelijke nummers maakten hem niet populair bij de overheid en al snel verliet hij het land richting Verenigde Staten. In 1970 kwam hij terug en zou de groep nog tot 1973 bestaan. Het nummer ‘Kinderen van het bolsjewisme’ is gebaseerd op een communistische hymne waarvan Knížák de tekst aanpaste.
Wij zijn kinderen van het bolsjewisme
Ons bloed is roder dan rood
We hebben nog nooit gehoord van cynisme
We breken elke muur met ons hoofd
The Rock & Jokes Extempore Band: Plesnivý embryo Jan (Het schimmelige embryo Jan)
JéJé Neduha begon in de jaren ’60 op te treden met een repertoire van folk en spirituals. In 1972 richtte hij de groep Extempore op, die met een mix van rock en absurd cabaret naar buiten trad. De naam zou snel veranderen in ‘The Rock and Jokes Extempore Band’. In de dagen van de ‘normalisering’ – zoals de overheid de periode na de Sovjetinval noemde – werd het leven van muzikanten flink zuur gemaakt. Wie in het openbaar wou spelen moest een examen afleggen en een ‘peter’ aanduiden, iemand die zich borg stelde voor de groep en die doorgaans erg moeilijk te vinden was. Ondanks de moeilijkheden wist de groep faam te verwerven in het jazz en rockmilieu. Meningsverschillen tussen verschillende sterke karakters in de groep zullen tot een split leiden in 1978. Neduha ging in op een voorstel om het land legaal te verlaten. Mikoláš Chadima, die de groep in 1976 had vervoegd als saxofonist, nam de leiding over en liet zich inspireren door de opkomende punk en new wave. Na een rumoerig concert wist de groep net te ontkomen aan een rechtszaak zoals die een paar jaar eerder was aangespannen tegen de Plastic People of the Universe. In 1979 ondertekende Chadima de Charta ’77. In 1981 ontbond hij de groep en startte hij de MCH Band op, waarover later meer.
JéJé Neduha kwam na de val van de muur terug en richtte Extempore opnieuw op. De groep nam een cd op waarop ze naast een aantal nieuwe nummers ook oude klassiekers opneemt, zoals dit nummer. Het lied handelt over een jonge man die in een bar gaat eten en een oude man tegenkomt die hem een goedkope kamer aanbiedt. Eens aangekomen verandert de oude man de jongen in een embryo.
Oh, mijn vriend is een schimmelige embryo geworden
Oh, hij slaapt nu in sterk water
De oude man zal opnieuw op jacht gaan
Kijk uit, jonge mensen
Hij aast op jonge knapen
Ga best niet eten in bars
Plastic People of the Universe: Ach to státu hanobení (Oh, de laster van de staat)
Het verhaal van de Plastic People of the Universe begint in 1968, kort na de inval van het Warschau-pact. ‘We wilden niets met politiek te maken hebben en we hadden niet liever gehad dan dat de politiek ook niets met ons te maken wilde hebben’, zei Ivan Jirous, een kunsthistoricus die als inspirator en organisator van de groep gold. Zijn idee was dat de rockmuziek een Tweede Cultuur moest worden, wars en los van de algemene cultuur. De Plastic People of the Universe begonnen met het naspelen van nummers van The Velvet Underground en Frank Zappa. Jirous trok Paul Wilson, een Canadese student die in Tsjecho-Slowakije kwam kijken hoe het marxisme het er in de praktijk van af bracht, aan om de groep de Engelstalige teksten aan te leren en om zelf mee te zingen. In 1970 trok de overheid de toestemming om op te treden in. Jirous gebruikte dan zijn lidmaatschap van de vakbond van kunsthistorici om congreszalen vast te krijgen. Onder het mom van lezingen over Andy Warhol en The Factory bracht de groep dan haar repertoire van Velvet Underground-covers ten beste.
In 1972 vervoegde Vratislav Brabenec de groep. De uitmuntende saxofonist stelde wel voorwaarden: de groep moest eigen nummers componeren en in het Tsjechisch zingen. Hij stelde voor om teksten te gebruiken van Egon Bondy, een Tsjechische dichter en filosoof wiens werk verboden was door de overheid. Bassist Milan Hlavsa stond in voor de erg experimentele muziek, gebaseerd op obsessieve en repetitieve bas- en drumpatronen overlapt met vakkundige solo’s op verschillende instrumenten. Zo namen ze in 1974 de plaat ‘Egon Bondy’s Happy Heart Club Banned’ op, die pas in 1978 en zonder medeweten van de groep in Frankrijk zou verschijnen. De groep kon amper nog optreden in Praag en zelfs optredens op het platteland werden met de grootste omzichtigheid aangekondigd. In 1974 liep het flink mis toen de politie verschillende concertgangers arresteerde. In 1976 organiseerden de Plastic People mee het Tweede Festival van de Tweede Cultuur, dat de groep een plaats in de geschiedenisboeken zou opleveren. Een maand na het concert hield de politie een grootschalige actie tegen de ondergrondse muzikscene waarin 27 muzikanten gearresteerd en meer dan 100 fans ondervraagd werden. In het daarop volgende proces kregen vier muzikanten gevangenisstraffen van 8 tot 18 maanden. Paul Wilson, die de groep nochtans in 1972 had verlaten, werd uitgewezen naar Canada.
Het proces vormde de aanleiding voor een groep van intellectuelen – onder hen de jonge toneelschrijver Václav Havel – om een charter op te stellen voor meer mensenrechten in Tsjecho-Slowakije: de Charta 77. Ze hadden immers vastgesteld dat het westen meer aandacht had voor het verzet van intellectuelen dan voor de vervolging van rockmuzikanten. Havel zou later zijn buitenverblijf ter beschikking stellen voor opnames van de Plastic People en voor het Derde Festival van de Tweede Cultuur in 1977. De repressie van de overheid hield aan. Brabenec verliet in 1982 ‘vrijwillig’ het land na vele aanhoudingen en ondervragingen. Als de houding van de overheid eind jaren ’80 versoepelde, splitte de groep merkwaardig genoeg over de vraag of ze hun naam zouden wijzigen om opnieuw openlijk te kunnen optreden. Kort daarna viel de muur. Václav Havel werd president en nodigde de leden van The Velvet Underground in Praag uit, waar ze getracteerd werden op een concert van Pulnoc, de nieuwe groep van Plastic People-bassist Milan Hlavsa. Frank Zappa kreeg van Havel zelfs een officiële functie als cultureel attaché van Tsjecho-Slowakije. In 1997 vroeg Havel de Plastic People om een reunieconcert te spelen op de verjaardag van Charta 77 en in 1999 neemt hij de herenigde groep zelfs mee naar het witte huis, waar ze samen met hun grote idool Lou Reed mochten optreden voor een rits prominenten waaronder Bill Clinton.
DG 307: Nic zvláštního (Niets vreemds)
DG 307 verwijst naar diagnose 307, een psychiatrische diagnose die naar verluid af en toe werd toegepast op dissidenten onder het communisme. Een alternatieve theorie zegt dat de diagnose erg populair was in bepaalde middens omdat het recht gaf op ‘het boekje’, dat op zijn beurt vrijstelling van legerdienst betekende. De groep werd in 1973 gevormd door dichter Pavel Zajíček en Plastic People-bassist Milan Hlavsa. Beiden worden opgepakt na het Festival van de Tweede Cultuur in 1976 en Zajíček loopt zelfs een celstraf op van 8 maanden. Milan Hlavsa zou eind jaren ’70 de groep verlaten om zich volledig te weiden aan de Plastic People of the Universe. Zajíček verlaat in 1980 het land en leeft achtereenvolgens in Zweden en de Verenigde Staten. Na de val van het communisme keert hij terug en blaast hij de groep nieuw leven in.
Ze had een sneeuwwit lichaam
Een herinnering aan breekbare engelen
Die waken over je doen en laten
Ogen als het puin van dromen
Ergens zindert een ontploffing na
Het lijkt wel in mijn eigen hart te zijn
Ergens heeft er iemand gelachen
Ergens anders heeft iemand zich opgehangen
Het lijkt wel of ik het zelf ben, zonder het te weten
En hier in deze droom, in deze straat waar ik stond
Was er niets vreemds aan de gang
Niets zo vreemd
Jaroslav Hutka: Vandrovali hudci
Jaroslav Hutka is een folkmuzikant uit Moravië – het oostelijk deel van Tsjechië - die vanaf de tweede helft van de jaren ’60 succes kende met het hernemen van traditionele Moravische liederen en met zijn eigen protestliederen. Hij kwam meermaals in conflict met de overheid tijdens de ‘normalisering’ en uiteindelijk stelde de politie hem voor de keuze: gevangenis of vrijwillig exil. Hij vertrok in 1978 naar Nederland, waar hij jaren verbleef en zijn geluk beproefde met een Nederlandstalige plaat. Zonder succes. In 1989 keerde hij terug naar Tsjecho-Slowakije. Hij werd er als een held ontvangen en zong zijn liederen in uitverkochte stadions.
Karel Kryl: Děkuji (Bedankt)
Karel Kryl komt in 1968 in Praag wonen als assistent van een televisiereportageprogramma. Hij begint er op te treden in bars en clubs. Na de Sovjetinval schrijft hij nummers waarin hij zijn afkeer van de inval en van het communisme scherp verwoordt. In 1969 komt zijn plaat Bratříčku zavírej vrátka (Broeder, sluit het hek) uit. Het titelnummer, waarin een jongen aan zijn broer vraagt of het hek wel goed gesloten is en de wolf niet binnenkan, is een metafoor voor de onvoorzichtige houding van Tsjecho-Slowakije voor de Sovjetinval. De plaat verdwijnt vrijwel onmiddellijk uit de handel en Kryl moet de benen nemen. Hij vlucht naar West-Duitsland, waar hij naast zijn werk voor Radio Free Europe, een door de CIA gesteunde anticommunistische radio die uitzendingen deed naar de landen in het Oostblok, nog verschillende platen zou opnemen. Kort na de val van de muur sterft zijn moeder. Kryl keert terug naar Tsjecho-Slowakije om de begrafenis bij te wonen. Hij zal er terug optreden en een behoorlijk succes genieten tot aan zijn dood in 1994.
God schiep een twijg
Opdat ik er een krans van zou maken
Bedankt voor de pijn
Die me leert om vragen te stellen
Bedankt voor het falen
Dat me harder doet werken
Voor het vermogen om te geven
Zelfs als er geen kracht meer overblijft
Bedankt voor de zwakte
Die me leert om bescheiden te zijn
Dvouletá Fáma: To ta ta to
Dvouletá Fáma – Tsjechisch voor tweejarige roem – is één van de gangmakers van de Tsjechische new wave. De groep ontstaat in 1981 en brengt polyrithmische jazz-rock met absurde teksten en de merkwaardige zang van Jana Macháčková. De groep is erg actief van 1981 tot 1983, het jaar waarin hun enige en uitstekende studioplaat uitkomt. Dvouletá Fáma kan de druk helaas niet aan en valt uitéén. Eind jaren tachtig wordt de groep hervormd met een aantal nieuwe leden, een nieuw geluid en dichter Radomil Uhlíř als zanger.
MCH Band: Leicht/Lež/Lie (Moeiteloos)
Mikoláš Chadima is één van de centrale figuren uit de Praagse ondergrond. Hij speelde in Elektrobus, Kilhets en Extempore, de groep die hij in 1981 ontbond op het hoogtepunt van haar succes. De laatste plaat van Extempore – het tweedelige Velkomĕsto (de stad) - was een succes en de groep was er zelfs in geslaagd om er een paar keer in het buitenland mee op te treden. De buitenlandse ervaring deed de frustraties en wrijvingen in de groep enkel toenemen en kort erna besloten ze er de brui aan te geven. Chadima probeerde verschillende projecten op te starten, maar het is pas met de oprichting van de MCH Band - naar zijn eigen initialen - dat hij weer een duurzaam project had. Ondertussen verscheen zijn naam in de media als ondertekenaar van de charta ’77. Openbaar optreden werd van dan af zo goed als onmogelijk. De MCH Band gold dus vooral als een groep die opnam in huisstudios en haar samizdat-cassettes illegaal verdeelde. Op de schaarse optredens verschool de groep zich vaak achter een schuilnaam. Dit alles resulteerde in onwaarschijnlijk sombere en kille muziek vol spitsvondige geluidsexperimenten. Voor de teksten deed Chadima vaak een beroep op dichter Ivan Wernisch. De tekst van dit nummer komt van een gedicht van Jürgen Fuchs, een Oost-Duitse dissident waarvan Chadima verschillende werken op muziek heeft gezet.
Moeiteloos
Komt de leugen
Ze zegt
Dat het goed met me gaat
Ze zegt
Dat het mooi zal worden
Moeiteloos
Komt de leugen
En klopt op mijn schouder
Emil Ludvík: V lednu je máj (In januari wordt het mei)
In de jaren ’30 worden jazz en swing populair, ook in Tsjecho-Slowakije. Er vormen zich orkesten die zich volledig aan deze muziek weiden. Het Emil Ludvík Orchestra reflecteert de samenstelling van de bevolking van Praag in het interbellum. Tsjechische, joodse en Duitse muzikanten spelen er zij aan zij. Eind jaren ‘30 groeien de spanningen tussen de bevolkingsgroepen. Veel Sudetenduitsers, die de afscheiding van Tsjecho-Slowakije van het Oostenrijk-Hongaarse Rijk nooit verteerd hebben, voelen zich aangetrokken door de nazi-ideologie die hen de aansluiting bij het Duitse Rijk voorspiegelt. Sommige Duitse muzikanten weigeren om nog met Tsjechen of joden samen te spelen en verlaten het orkest. Fritz Weiss, een joodse trompettist die de muzikale directie en de arrangementen van het Emil Ludvík Orchestra op zich neemt, blijft ook na het uitbreken van de oorlog in Praag. Al snel mogen joodse muzikanten er niet meer optreden of deelnemen aan opnames. Toch blijft Weiss actief betrokken bij het orkest. Rond het einde van 1941 wordt hij gedeporteerd naar het concentratiekamp Theresiënstadt. Ook daar blijft hij arrangementen schrijven, die hij via een wacht naar het orkest in Praag opstuurt. In 1944 wordt hij naar Auschwitz gestuurd. Bij aankomst delen de nazi’s de nieuwkomers in twee groepen onder: diegenen die fit genoeg zijn om te kunnen werken en diegenen die onmiddellijk moeten sterven. Weiss sluit in het geniep aan bij de groep van zijn oude vader en sterft niet veel later.
Ilse Weber: Ich wandre durch Theresienstadt (Ik zwerf door Theresiënstadt)
De joodse Ilse Weber begon al vroeg met het schrijven van sprookjes, gedichten en toneelstukken voor kinderen. Net als vele joden in Praag was ze Duitstalig. (Denk maar even aan de bekendste onder hen: Franz Kafka.) De joden in Tsjecho-Slowakije zaten gewrongen tussen de verwantschap met de Duitsers en het Tsjecho-Slowaakse nationalisme, en vaak werden ze zowel door Tsjechen als door Duitsers als vreemden beschouwd. Weber was voorstandster van een betere verstandhouding tussen de verschillende bevolkingsgroepen. Het zou niet veel baten. Van de multiculturele stad Praag zou na het deporteren en uitmoorden van de joden tijdens de Tweede Wereldoorlog en de uitdrijving van de Duitsers aan het einde van de oorlog niet veel overblijven. Weber zelf werd in 1942 naar Theresiënstadt gedeporteerd, waar ze als verpleegster werkte en zich over een groep kinderen ontfermde. In 1944 ging ze naar Auschwitz. Tot op het laatste moment bleef ze bij de kinderen. Ooggetuigen vertellen dat Weber met de kinderen al zingend de gaskamer introk, zonder illusies over het lot dat haar te wachten stond.
Ik wend me af, bedroefd en moe
Zo zwaar wordt het mij daarbij
Wanneer zal ons leed een einde kennen
Wanneer zijn wij weer vrij
Iva Bittová: Divná slečinka (Vreemd meisje)
Eind 1989 vindt de Fluwelen Revolutie plaats in Tsjecho-Slowakije. Hoewel de Tsjecho-Slowaken al maanden getuige waren van de onrust in andere communistische landen, ondermeer door de toevloed aan DDR-burgers die via hun land naar West-Duitsland trachtten te gaan, bleef het regime er stevig in het zadel. Pas op 16 november, een week na de val van de muur in Berlijn, begonnen de betogingen. Dan volgden ze elkaar in snel tempo op. Communistische prominenten dienen één voor één hun ontslag in en op 29 december wordt Václav Havel verkozen tot president door – o ironie – een parlement dat nog grotendeels bestaat uit communisten. Het democratische Tsjecho-Slowakije zou echter niet lang bestaan. Spanningen tussen Tsjechen en Slowaken leiden tot een regeringscrisis. Een groep politici komt in het geheim bijeen om de splitsing van het land te bespreken. Een splitsing waar de meerderheid van het land nooit om gevraagd heeft en die nooit in een referendum door de bevolking is bekrachtigd.
Avant-garde violiste en zangeres Iva Bittová is waarschijnlijk de meest internationaal bekende Tsjechische muzikante. Haar vader Koloman Bitto was een vermaarde Roma-muzikant uit Slowakije, speelde verschillende instrumenten en bracht zijn kinderen de liefde voor muziek bij. Bittová volgde dramaschool en concentreerde zich in de jaren ’70 op haar carrière als actrice voor film en theater. Vanaf de jaren ’80 gaat ze volop voor de muziek. Ze combineert zang en viool, twee instrumenten die ze op een hoogst eigenzinnige manier aanwendt. In de jaren ‘80 speelt ze in de alternatieve rockgroep Dunaj en brengt een paar platen uit met haar man Pavel Fajt, drummer en centraal figuur uit de Tsjechische alternatieve muziek. Vanaf de jaren ‘90 brengt ze regelmatig cd’s uit, soms enkel met haar zang en viool, soms begeleid door andere muzikanten. Haar inspiratie haalt ze uit rock, jazz, klassiek, zigeuner en Moravische volksmuziek.
Ida Kelarova: Chodila po poli (Ik wandelde door het veld)
Ida Kelarova is de zus van Iva Bittová. Ze verlaat Tsjechoslowakije voor Engeland aan het eind van de jaren ’80. Na zich jaren aan haar gezin geweid te hebben, keert ze eind jaren ’90 terug naar Tsjechië en begint ze opnieuw te musiceren. Met haar krachtige stem en haar piano maakt ze melancholische versies van zigeunerliederen, Moravische en Slowaakse muziek. Ze geeft ook zangcursussen over heel Europa en heeft haar eigen muziekschool in Moravië.
De vier seizoenen van Praag. Muziek uit de Tsjechische ‘Underground’
De val van het communisme, zo wordt gezegd, duurde 10 jaar in Polen, 10 maanden in Oost-Duitsland en 10 dagen in Tsjecho-Slowakije. Václav Havel – het boegbeeld van de fluwelen revolutie in Tsjecho-Slowakije – verkondigt graag de invloed die de alternatieve rockmuziek had op de geschiedenis van zijn land, van de binnengesmokkelde opnames van Frank Zappa en The Velvet Underground tot de eigen ondergrondse muziekscene die buiten haar wil – verschillende muzikanten werden in een proces in 1976 tot gevangenisstraffen veroordeeld – de aanzet gaf tot de oprichting van de mensenrechtenbeweging Charta 77.
Překrásná země (Prachtig land)
We vangen aan met een communistische hymne uit 1952. Toen Tsjecho-Slowakije in 1945 door de Russen – en voor een deel ook door de Amerikanen - bevrijd werd, bestond er veel sympathie voor de Slavische grote broer. Tsjecho-Slowakije was sinds het uiteenvallen van de Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie in 1918 als een Slavisch land naar buiten getreden. Bovendien waren de Tsjecho-Slowaken niet vergeten hoe de westerse grootmachten Frankrijk en Groot-Brittannië in 1938 het verdrag van München ondertekenden en daarmee hun prille natie aan Hitler overleverden, die Sudetenduitsland bij Duitsland aanhechtte en een jaar later de rest van het gebied opsplitste in het Protectoraat Bohemen en Moravië en de Slowaakse Republiek, beiden vazalstaten van het Duitse Derde Rijk. Arbeiders en intellectuelen hadden na de oorlog wel oren naar de heilsboodschap van het communisme. De Tsjecho-Slowaakse communistische partij wist een stevige machtsbasis te verwerven en door een behendige machtspolitiek en gewelddadige intimidatie van politieke tegenstanders de macht volledig naar zich toe te trekken in 1948.
Het Tsjecho-Slowaakse communisme was er één van de harde lijn. Kritische stemmen werd het zwijgen opgelegd, ook binnen de communistische partij. De Griekse regisseur Costa-Gravas maakte met l’Aveu (de bekentenis) een uitstekende film over de processen tegen uit de gratie gevallen communisten. In de jaren ‘60 groeide het ongenoegen over het inefficiënte en bureaucratische beleid. De communistische leider Novotný, een man die de destalinisatie in de Sovjetunie nooit echt verteerd had, begon langzamerhand ook de Sovjetleiders flink op de zenuwen te werken. Novotný werd in januari 1968 vervangen door Alexander Dubček, een jonge hervormingsgezinde communist die meteen alle censuur afschafte en een rits hervormingen doorvoerde die moesten leiden naar een ‘socialisme met een menselijk gezicht’. Een paar maanden later, op 20 augustus, maakten de Sovjettanks samen met hun bondgenoten van het Warschaupact een einde aan de Praagse lente.
Aktual: Děti bolševismu (Kinderen van het bolsjewisme)
Aktual ontstond rond 1968, nog voor de Russische tanks Praag binnenrolden, als een amateuristisch en anarchistisch collectief. Frontman Milan Knížák kon gerust gelden als een ultra-alternatieveling en zwartkijker die zelfs het kunstzinnige milieu rond de groep Plastic People of the Universe te conformistisch vond. Een paar dagen na de Sovjetinval schreef hij ‘Russen naar huis’, een nummer met de niet mis te verstane zinsnede ‘steek het communisme in jullie reet’. Dergelijke nummers maakten hem niet populair bij de overheid en al snel verliet hij het land richting Verenigde Staten. In 1970 kwam hij terug en zou de groep nog tot 1973 bestaan. Het nummer ‘Kinderen van het bolsjewisme’ is gebaseerd op een communistische hymne waarvan Knížák de tekst aanpaste.
Wij zijn kinderen van het bolsjewisme
Ons bloed is roder dan rood
We hebben nog nooit gehoord van cynisme
We breken elke muur met ons hoofd
The Rock & Jokes Extempore Band: Plesnivý embryo Jan (Het schimmelige embryo Jan)
JéJé Neduha begon in de jaren ’60 op te treden met een repertoire van folk en spirituals. In 1972 richtte hij de groep Extempore op, die met een mix van rock en absurd cabaret naar buiten trad. De naam zou snel veranderen in ‘The Rock and Jokes Extempore Band’. In de dagen van de ‘normalisering’ – zoals de overheid de periode na de Sovjetinval noemde – werd het leven van muzikanten flink zuur gemaakt. Wie in het openbaar wou spelen moest een examen afleggen en een ‘peter’ aanduiden, iemand die zich borg stelde voor de groep en die doorgaans erg moeilijk te vinden was. Ondanks de moeilijkheden wist de groep faam te verwerven in het jazz en rockmilieu. Meningsverschillen tussen verschillende sterke karakters in de groep zullen tot een split leiden in 1978. Neduha ging in op een voorstel om het land legaal te verlaten. Mikoláš Chadima, die de groep in 1976 had vervoegd als saxofonist, nam de leiding over en liet zich inspireren door de opkomende punk en new wave. Na een rumoerig concert wist de groep net te ontkomen aan een rechtszaak zoals die een paar jaar eerder was aangespannen tegen de Plastic People of the Universe. In 1979 ondertekende Chadima de Charta ’77. In 1981 ontbond hij de groep en startte hij de MCH Band op, waarover later meer.
JéJé Neduha kwam na de val van de muur terug en richtte Extempore opnieuw op. De groep nam een cd op waarop ze naast een aantal nieuwe nummers ook oude klassiekers opneemt, zoals dit nummer. Het lied handelt over een jonge man die in een bar gaat eten en een oude man tegenkomt die hem een goedkope kamer aanbiedt. Eens aangekomen verandert de oude man de jongen in een embryo.
Oh, mijn vriend is een schimmelige embryo geworden
Oh, hij slaapt nu in sterk water
De oude man zal opnieuw op jacht gaan
Kijk uit, jonge mensen
Hij aast op jonge knapen
Ga best niet eten in bars
Plastic People of the Universe: Ach to státu hanobení (Oh, de laster van de staat)
Het verhaal van de Plastic People of the Universe begint in 1968, kort na de inval van het Warschau-pact. ‘We wilden niets met politiek te maken hebben en we hadden niet liever gehad dan dat de politiek ook niets met ons te maken wilde hebben’, zei Ivan Jirous, een kunsthistoricus die als inspirator en organisator van de groep gold. Zijn idee was dat de rockmuziek een Tweede Cultuur moest worden, wars en los van de algemene cultuur. De Plastic People of the Universe begonnen met het naspelen van nummers van The Velvet Underground en Frank Zappa. Jirous trok Paul Wilson, een Canadese student die in Tsjecho-Slowakije kwam kijken hoe het marxisme het er in de praktijk van af bracht, aan om de groep de Engelstalige teksten aan te leren en om zelf mee te zingen. In 1970 trok de overheid de toestemming om op te treden in. Jirous gebruikte dan zijn lidmaatschap van de vakbond van kunsthistorici om congreszalen vast te krijgen. Onder het mom van lezingen over Andy Warhol en The Factory bracht de groep dan haar repertoire van Velvet Underground-covers ten beste.
In 1972 vervoegde Vratislav Brabenec de groep. De uitmuntende saxofonist stelde wel voorwaarden: de groep moest eigen nummers componeren en in het Tsjechisch zingen. Hij stelde voor om teksten te gebruiken van Egon Bondy, een Tsjechische dichter en filosoof wiens werk verboden was door de overheid. Bassist Milan Hlavsa stond in voor de erg experimentele muziek, gebaseerd op obsessieve en repetitieve bas- en drumpatronen overlapt met vakkundige solo’s op verschillende instrumenten. Zo namen ze in 1974 de plaat ‘Egon Bondy’s Happy Heart Club Banned’ op, die pas in 1978 en zonder medeweten van de groep in Frankrijk zou verschijnen. De groep kon amper nog optreden in Praag en zelfs optredens op het platteland werden met de grootste omzichtigheid aangekondigd. In 1974 liep het flink mis toen de politie verschillende concertgangers arresteerde. In 1976 organiseerden de Plastic People mee het Tweede Festival van de Tweede Cultuur, dat de groep een plaats in de geschiedenisboeken zou opleveren. Een maand na het concert hield de politie een grootschalige actie tegen de ondergrondse muzikscene waarin 27 muzikanten gearresteerd en meer dan 100 fans ondervraagd werden. In het daarop volgende proces kregen vier muzikanten gevangenisstraffen van 8 tot 18 maanden. Paul Wilson, die de groep nochtans in 1972 had verlaten, werd uitgewezen naar Canada.
Het proces vormde de aanleiding voor een groep van intellectuelen – onder hen de jonge toneelschrijver Václav Havel – om een charter op te stellen voor meer mensenrechten in Tsjecho-Slowakije: de Charta 77. Ze hadden immers vastgesteld dat het westen meer aandacht had voor het verzet van intellectuelen dan voor de vervolging van rockmuzikanten. Havel zou later zijn buitenverblijf ter beschikking stellen voor opnames van de Plastic People en voor het Derde Festival van de Tweede Cultuur in 1977. De repressie van de overheid hield aan. Brabenec verliet in 1982 ‘vrijwillig’ het land na vele aanhoudingen en ondervragingen. Als de houding van de overheid eind jaren ’80 versoepelde, splitte de groep merkwaardig genoeg over de vraag of ze hun naam zouden wijzigen om opnieuw openlijk te kunnen optreden. Kort daarna viel de muur. Václav Havel werd president en nodigde de leden van The Velvet Underground in Praag uit, waar ze getracteerd werden op een concert van Pulnoc, de nieuwe groep van Plastic People-bassist Milan Hlavsa. Frank Zappa kreeg van Havel zelfs een officiële functie als cultureel attaché van Tsjecho-Slowakije. In 1997 vroeg Havel de Plastic People om een reunieconcert te spelen op de verjaardag van Charta 77 en in 1999 neemt hij de herenigde groep zelfs mee naar het witte huis, waar ze samen met hun grote idool Lou Reed mochten optreden voor een rits prominenten waaronder Bill Clinton.
DG 307: Nic zvláštního (Niets vreemds)
DG 307 verwijst naar diagnose 307, een psychiatrische diagnose die naar verluid af en toe werd toegepast op dissidenten onder het communisme. Een alternatieve theorie zegt dat de diagnose erg populair was in bepaalde middens omdat het recht gaf op ‘het boekje’, dat op zijn beurt vrijstelling van legerdienst betekende. De groep werd in 1973 gevormd door dichter Pavel Zajíček en Plastic People-bassist Milan Hlavsa. Beiden worden opgepakt na het Festival van de Tweede Cultuur in 1976 en Zajíček loopt zelfs een celstraf op van 8 maanden. Milan Hlavsa zou eind jaren ’70 de groep verlaten om zich volledig te weiden aan de Plastic People of the Universe. Zajíček verlaat in 1980 het land en leeft achtereenvolgens in Zweden en de Verenigde Staten. Na de val van het communisme keert hij terug en blaast hij de groep nieuw leven in.
Ze had een sneeuwwit lichaam
Een herinnering aan breekbare engelen
Die waken over je doen en laten
Ogen als het puin van dromen
Ergens zindert een ontploffing na
Het lijkt wel in mijn eigen hart te zijn
Ergens heeft er iemand gelachen
Ergens anders heeft iemand zich opgehangen
Het lijkt wel of ik het zelf ben, zonder het te weten
En hier in deze droom, in deze straat waar ik stond
Was er niets vreemds aan de gang
Niets zo vreemd
Jaroslav Hutka: Vandrovali hudci
Jaroslav Hutka is een folkmuzikant uit Moravië – het oostelijk deel van Tsjechië - die vanaf de tweede helft van de jaren ’60 succes kende met het hernemen van traditionele Moravische liederen en met zijn eigen protestliederen. Hij kwam meermaals in conflict met de overheid tijdens de ‘normalisering’ en uiteindelijk stelde de politie hem voor de keuze: gevangenis of vrijwillig exil. Hij vertrok in 1978 naar Nederland, waar hij jaren verbleef en zijn geluk beproefde met een Nederlandstalige plaat. Zonder succes. In 1989 keerde hij terug naar Tsjecho-Slowakije. Hij werd er als een held ontvangen en zong zijn liederen in uitverkochte stadions.
Karel Kryl: Děkuji (Bedankt)
Karel Kryl komt in 1968 in Praag wonen als assistent van een televisiereportageprogramma. Hij begint er op te treden in bars en clubs. Na de Sovjetinval schrijft hij nummers waarin hij zijn afkeer van de inval en van het communisme scherp verwoordt. In 1969 komt zijn plaat Bratříčku zavírej vrátka (Broeder, sluit het hek) uit. Het titelnummer, waarin een jongen aan zijn broer vraagt of het hek wel goed gesloten is en de wolf niet binnenkan, is een metafoor voor de onvoorzichtige houding van Tsjecho-Slowakije voor de Sovjetinval. De plaat verdwijnt vrijwel onmiddellijk uit de handel en Kryl moet de benen nemen. Hij vlucht naar West-Duitsland, waar hij naast zijn werk voor Radio Free Europe, een door de CIA gesteunde anticommunistische radio die uitzendingen deed naar de landen in het Oostblok, nog verschillende platen zou opnemen. Kort na de val van de muur sterft zijn moeder. Kryl keert terug naar Tsjecho-Slowakije om de begrafenis bij te wonen. Hij zal er terug optreden en een behoorlijk succes genieten tot aan zijn dood in 1994.
God schiep een twijg
Opdat ik er een krans van zou maken
Bedankt voor de pijn
Die me leert om vragen te stellen
Bedankt voor het falen
Dat me harder doet werken
Voor het vermogen om te geven
Zelfs als er geen kracht meer overblijft
Bedankt voor de zwakte
Die me leert om bescheiden te zijn
Dvouletá Fáma: To ta ta to
Dvouletá Fáma – Tsjechisch voor tweejarige roem – is één van de gangmakers van de Tsjechische new wave. De groep ontstaat in 1981 en brengt polyrithmische jazz-rock met absurde teksten en de merkwaardige zang van Jana Macháčková. De groep is erg actief van 1981 tot 1983, het jaar waarin hun enige en uitstekende studioplaat uitkomt. Dvouletá Fáma kan de druk helaas niet aan en valt uitéén. Eind jaren tachtig wordt de groep hervormd met een aantal nieuwe leden, een nieuw geluid en dichter Radomil Uhlíř als zanger.
MCH Band: Leicht/Lež/Lie (Moeiteloos)
Mikoláš Chadima is één van de centrale figuren uit de Praagse ondergrond. Hij speelde in Elektrobus, Kilhets en Extempore, de groep die hij in 1981 ontbond op het hoogtepunt van haar succes. De laatste plaat van Extempore – het tweedelige Velkomĕsto (de stad) - was een succes en de groep was er zelfs in geslaagd om er een paar keer in het buitenland mee op te treden. De buitenlandse ervaring deed de frustraties en wrijvingen in de groep enkel toenemen en kort erna besloten ze er de brui aan te geven. Chadima probeerde verschillende projecten op te starten, maar het is pas met de oprichting van de MCH Band - naar zijn eigen initialen - dat hij weer een duurzaam project had. Ondertussen verscheen zijn naam in de media als ondertekenaar van de charta ’77. Openbaar optreden werd van dan af zo goed als onmogelijk. De MCH Band gold dus vooral als een groep die opnam in huisstudios en haar samizdat-cassettes illegaal verdeelde. Op de schaarse optredens verschool de groep zich vaak achter een schuilnaam. Dit alles resulteerde in onwaarschijnlijk sombere en kille muziek vol spitsvondige geluidsexperimenten. Voor de teksten deed Chadima vaak een beroep op dichter Ivan Wernisch. De tekst van dit nummer komt van een gedicht van Jürgen Fuchs, een Oost-Duitse dissident waarvan Chadima verschillende werken op muziek heeft gezet.
Moeiteloos
Komt de leugen
Ze zegt
Dat het goed met me gaat
Ze zegt
Dat het mooi zal worden
Moeiteloos
Komt de leugen
En klopt op mijn schouder
Emil Ludvík: V lednu je máj (In januari wordt het mei)
In de jaren ’30 worden jazz en swing populair, ook in Tsjecho-Slowakije. Er vormen zich orkesten die zich volledig aan deze muziek weiden. Het Emil Ludvík Orchestra reflecteert de samenstelling van de bevolking van Praag in het interbellum. Tsjechische, joodse en Duitse muzikanten spelen er zij aan zij. Eind jaren ‘30 groeien de spanningen tussen de bevolkingsgroepen. Veel Sudetenduitsers, die de afscheiding van Tsjecho-Slowakije van het Oostenrijk-Hongaarse Rijk nooit verteerd hebben, voelen zich aangetrokken door de nazi-ideologie die hen de aansluiting bij het Duitse Rijk voorspiegelt. Sommige Duitse muzikanten weigeren om nog met Tsjechen of joden samen te spelen en verlaten het orkest. Fritz Weiss, een joodse trompettist die de muzikale directie en de arrangementen van het Emil Ludvík Orchestra op zich neemt, blijft ook na het uitbreken van de oorlog in Praag. Al snel mogen joodse muzikanten er niet meer optreden of deelnemen aan opnames. Toch blijft Weiss actief betrokken bij het orkest. Rond het einde van 1941 wordt hij gedeporteerd naar het concentratiekamp Theresiënstadt. Ook daar blijft hij arrangementen schrijven, die hij via een wacht naar het orkest in Praag opstuurt. In 1944 wordt hij naar Auschwitz gestuurd. Bij aankomst delen de nazi’s de nieuwkomers in twee groepen onder: diegenen die fit genoeg zijn om te kunnen werken en diegenen die onmiddellijk moeten sterven. Weiss sluit in het geniep aan bij de groep van zijn oude vader en sterft niet veel later.
Ilse Weber: Ich wandre durch Theresienstadt (Ik zwerf door Theresiënstadt)
De joodse Ilse Weber begon al vroeg met het schrijven van sprookjes, gedichten en toneelstukken voor kinderen. Net als vele joden in Praag was ze Duitstalig. (Denk maar even aan de bekendste onder hen: Franz Kafka.) De joden in Tsjecho-Slowakije zaten gewrongen tussen de verwantschap met de Duitsers en het Tsjecho-Slowaakse nationalisme, en vaak werden ze zowel door Tsjechen als door Duitsers als vreemden beschouwd. Weber was voorstandster van een betere verstandhouding tussen de verschillende bevolkingsgroepen. Het zou niet veel baten. Van de multiculturele stad Praag zou na het deporteren en uitmoorden van de joden tijdens de Tweede Wereldoorlog en de uitdrijving van de Duitsers aan het einde van de oorlog niet veel overblijven. Weber zelf werd in 1942 naar Theresiënstadt gedeporteerd, waar ze als verpleegster werkte en zich over een groep kinderen ontfermde. In 1944 ging ze naar Auschwitz. Tot op het laatste moment bleef ze bij de kinderen. Ooggetuigen vertellen dat Weber met de kinderen al zingend de gaskamer introk, zonder illusies over het lot dat haar te wachten stond.
Ik wend me af, bedroefd en moe
Zo zwaar wordt het mij daarbij
Wanneer zal ons leed een einde kennen
Wanneer zijn wij weer vrij
Iva Bittová: Divná slečinka (Vreemd meisje)
Eind 1989 vindt de Fluwelen Revolutie plaats in Tsjecho-Slowakije. Hoewel de Tsjecho-Slowaken al maanden getuige waren van de onrust in andere communistische landen, ondermeer door de toevloed aan DDR-burgers die via hun land naar West-Duitsland trachtten te gaan, bleef het regime er stevig in het zadel. Pas op 16 november, een week na de val van de muur in Berlijn, begonnen de betogingen. Dan volgden ze elkaar in snel tempo op. Communistische prominenten dienen één voor één hun ontslag in en op 29 december wordt Václav Havel verkozen tot president door – o ironie – een parlement dat nog grotendeels bestaat uit communisten. Het democratische Tsjecho-Slowakije zou echter niet lang bestaan. Spanningen tussen Tsjechen en Slowaken leiden tot een regeringscrisis. Een groep politici komt in het geheim bijeen om de splitsing van het land te bespreken. Een splitsing waar de meerderheid van het land nooit om gevraagd heeft en die nooit in een referendum door de bevolking is bekrachtigd.
Avant-garde violiste en zangeres Iva Bittová is waarschijnlijk de meest internationaal bekende Tsjechische muzikante. Haar vader Koloman Bitto was een vermaarde Roma-muzikant uit Slowakije, speelde verschillende instrumenten en bracht zijn kinderen de liefde voor muziek bij. Bittová volgde dramaschool en concentreerde zich in de jaren ’70 op haar carrière als actrice voor film en theater. Vanaf de jaren ’80 gaat ze volop voor de muziek. Ze combineert zang en viool, twee instrumenten die ze op een hoogst eigenzinnige manier aanwendt. In de jaren ‘80 speelt ze in de alternatieve rockgroep Dunaj en brengt een paar platen uit met haar man Pavel Fajt, drummer en centraal figuur uit de Tsjechische alternatieve muziek. Vanaf de jaren ‘90 brengt ze regelmatig cd’s uit, soms enkel met haar zang en viool, soms begeleid door andere muzikanten. Haar inspiratie haalt ze uit rock, jazz, klassiek, zigeuner en Moravische volksmuziek.
Ida Kelarova: Chodila po poli (Ik wandelde door het veld)
Ida Kelarova is de zus van Iva Bittová. Ze verlaat Tsjechoslowakije voor Engeland aan het eind van de jaren ’80. Na zich jaren aan haar gezin geweid te hebben, keert ze eind jaren ’90 terug naar Tsjechië en begint ze opnieuw te musiceren. Met haar krachtige stem en haar piano maakt ze melancholische versies van zigeunerliederen, Moravische en Slowaakse muziek. Ze geeft ook zangcursussen over heel Europa en heeft haar eigen muziekschool in Moravië.