donderdag, september 22, 2005

Fitna. Oorlog in het hart van de islam – een leerrijk boek van Gilles Kepel

Al Qu’aida is de strijd aan het verliezen. Met deze stelling kon de Franse islamdeskundige Gilles Kepel niet onopgemerkt voorbij gaan. De strijd die Al Qu’aida aan het verliezen is, is niet de door Bush uitgeroepen ‘war on terror’ maar de fitna, de inwendige strijd binnen de islamitische gemeenschap of Oumma. Toen Ben Laden en de zijnen de aanval op de V.S. planden, hadden ze zich tot doel gesteld om de steun van de Oumma te verwerven in hun strijd tegen de Nabije Vijand, met name de corrupte leiders in het Midden Oosten. De strijd tegen deze Nabije Vijand was al lang aan de gang maar had weinig successen geboekt. Daarom trachtte Al Qu'aida door een spectaculaire aanval op de Verre Vijand – de Verenigde Staten en het westen in het algemeen – de bevolking te overtuigen van de nood aan hun jihad. Vier jaar na 11 september wordt deze jihad door de meerderheid van de Oumma niet als iets productief beschouwd. Militair gezien zitten de jihadisten overal in het defensief. Hun enige bolwerk - Afghanistan - zijn ze verloren, en ook in Irak zitten ondertussen V.S. soldaten. Voeg daaraan toe dat moslims met een toegenomen vijandigheid opgeschept zitten en dat de bloedige aanslagen ook veel moslimslachtoffers geëist hebben, en je begrijpt dat het enthousiasme bij de moslims snel wegkwijnt.

Gilles Kepel doceert over de Arabische en islamitische wereld aan het befaamde Institut des Sciences Politiques in Parijs. Hij studeerde Arabisch, filosofie en Engels, en doctoreerde in de sociologie en in de politieke wetenschappen. Hij is de auteur van verschillende boeken over de politieke islam, te beginnen met de invloeden van de politieke islam in de Franse buitensteden, tot en met die van de jihadisten in de internationale situatie. Zijn boek ‘Fitna. Guerre au coeur de l’islam’ verscheen in 2004 en werd vrij snel een succes, ook in zijn Engelse vertaling. Kepel verkoopt zijn boek als een essay, maar weet vooral door zijn enorme feitenkennis indruk te maken. Waar hij standpunten inneemt, zijn die meestal zo goed onderbouwd dat er weinig tegen in te brengen valt. Het boek is helder gestructureerd met welomlijnde hoofdstukken over onderwerpen als het oslo-vredesproces, de neoconservatieven, de strijd van en tegen Al Qu’aida, het wahhabisme, de situatie in Irak en tenslotte de Europese islam.

Het Failliet van Oslo
Na de Tweede Wereldoorlog verloren de Europese grootmachten Frankrijk en Groot-Brittannië in het Midden-Oosten aan belang ten aanzien van de opkomende wereldmacht, de Verenigde Staten. In de laatste dagen van de Tweede Wereldoorlog hadden de Amerikaanse president Roosevelt en de Saoedische koning Abd al-Aziz Ibn Saoud het akkoord van Quincy ondertekend, genoemd naar het Amerikaanse oorlogschip waarop het akkoord getekend werd. In ruil voor militaire bescherming zou Saoedi-Arabië de V.S. voorzien van olie. De Tweede Wereldoorlog had het belang van olie aangetoond voor het militaire apparaat, en met de Koude Oorlog zou dit belang nog toenemen. Hier ligt de basis van de V.S.-politiek in de regio. In 1967, tijdens de oorlog van Israël met de Arabische landen, nemen de V.S. de rol van verdediger van Israël over van de Britten en de Fransen, uiteraard tot frustratie van de Arabische olieproducenten. Sindsdien wordt de V.S.-politiek bepaald door de tegengestelde belangen van de olietoevoer en de veiligheid van Israël, waarbij de balans de ene keer naar het eerste overhelt, en de andere keer naar het tweede.

In 1973 barst een nieuwe oorlog uit tussen Israël en zijn Arabische buren. De steun van het westen aan Israël wordt beantwoord met een olie-embargo van de OPEC. De prijs van olie vliegt de hoogte in en Israël moet onder druk van het westen zijn tegenoffensief staken. De V.S. zullen dan hun gewicht in de schaal gooien om tot het vredesverdrag van Camp David van 1979 te komen. Door vrede te sluiten met Egypte en door de bezetting van de Syrische Golan-hoogte, wordt een grootschalig offensief tegen Israël van dan af onmogelijk. Ongeveer gelijktijdig wordt de westersgezinde Sjah omvergeworpen in Iran. Het islamitisch regime introduceert het gebruik van zelfmoordcommando’s en gijzeling als politiek wapen, iets wat voordien eerder zeldzaam was. Deze strategie zal later overgenomen worden door de Palestijnen. In 1991, na de aanval van Saddam Hussein tegen Koeweit en de internationale reactie daartegen, probeert George Bush sr. de patstelling in de regio te doorbreken door een onderhandelde oplossing voor het Israëlisch-Palestijns conflict door te duwen. Beide partijen zijn sinds het uitbreken van de intifada in 1987 ernstig verzwakt en kunnen bijna niet anders dan deelnemen aan het initiatief. Na een reeks geheime onderhandelingen in Oslo en de conferentie van Madrid, worden in 1993 de Oslo-akkoorden met een historische handdruk bezegeld in Camp David.

Maar tegen 2000 is van het enthousiasme van Oslo niet veel meer te merken. Beide partijen denken dat ze meer te winnen hebben door zich buiten het Oslo-proces te begeven. Zo begint Arafat na een bezoek van Sharon aan de Tempelberg de Tweede Intifada, waarvan de aanslagen aanvankelijk geregisseerd worden vanuit het hoofdkwartier van de Palestijnse Autoriteit, maar al snel overgenomen worden door radicalere groepen als Hamas en de Islamitische Jihad. Ook internationaal is de steun voor Oslo verminderd. De Arabische landen hadden gehoopt door hun steun aan de Oslo-akkoorden economisch vooruit te gaan, maar door het wederzijds wantrouwen met Israël is daar geen sprake van geweest. In de V.S. wint een nieuwe politieke stroming aan belang, de neoconservatieven, die het gehele Midden-Oosten willen hertekenen, te beginnen met het omtoveren van Irak tot een democratisch en pro-amerikaans land dat ook Israël zou kunnen erkennen. Oslo is begraven en het geweld neemt van alle kanten toe.

De neoconservatieve revolutie
Toen Bush in 2000 aan de macht kwam had hij net campagne gevoerd tegen ‘nationbuilding’. Zijn programma op internationaal vlak was ingegeven door voorzichtigheid en pragmatisme. Hij ging zich zeker niet - zoals zijn voorganger Clinton aan het einde van zijn termijn - verbranden aan het Israëlisch-Palestijns conflict. Maar binnen zijn regering bestond nog een andere stroming: de neoconservatieven, waarvan Paul Wolfowitz de belangrijkste vertegenwoordiger was. Deze wilden een radicale transformatie van de wereldorde bewerkstelligen - naar universele democratie - en hiervoor desnoods unilaterale militaire middelen inzetten. Hoewel ze enige invloed hadden, bleven de neocons lang een intellectuele minderheid. Maar als de aanslagen van 11 september de V.S. met verstomming slagen, winnen hun ideeën aanhang en beïnvloeden ze rechtstreeks het antwoord op die aanslagen.

De term ‘neoconservatieven’ werd voor het eerst gebruikt in Dissent Magazine om de voormalige linkse kameraden te brandmerken die de zaak hadden opgegeven. De eerste neoconservatieven waren immers afkomstig uit de New Left: revolutionair-links van inspiratie, maar kritisch ten aanzien van de Sovjetunie. Zij zullen later de scheldnaam ‘neocon’ overnemen en als vaandel gebruiken voor hun beweging. Irving Kristol, een voormalig trotskist en één van de eerste neocons, beweerde dat neoconservatieven progressievellingen zijn die zich hebben laten leiden door de werkelijkheid. De neocons lieten zich in eerste instantie opmerken door hun gedreven anti-communisme. Zij hielden niet van de ‘appeasement’-politiek van Nixon en Kissinger, en verkozen het ideologisch conflict met het communisme en de compromisloze steun aan dissidenten uit het oostblok. Zo kwamen ze er uiteindelijk toe om de Viëtnam-oorlog te steunen, en later ook de jihad tegen de Sovjets in Afghanistan.

Een andere inspiratie van de neoconservatieven kwam uit de academische hoek. Albert Wohlstetter - een militair strateeg en voormalig trotskist - werd in 1953 door Eisenhower opgenomen in het Solarium-project, een project dat scenario’s moest schrijven voor een langetermijnoverwinning in de Koude Oorlog. Hij pleitte ervoor om bij een militair conflict gebruik te maken van overweldigende militaire macht, en er tegelijkertijd voor te zorgen dat de V.S. ondubbelzinnig aan de kant van de democratie zou staan. Dit laatste betekende dat de V.S. geen steun zou geven aan ondemocratische bewegingen, maar ook gebruik zou maken van intelligente wapens die de vijand zouden treffen terwijl de burgerbevolking gespaard bleef. De V.S. hadden zich volgens Wohlstetter aan deze beginselen moeten houden in Viëtnam. De aanvallen op Afghanistan en Irak worden wel eens beschouwd als de postume toepassing van de ideeën van Wohlstetter.

Een tweede academicus die vaak in verband wordt gebracht met de neoconservatieven is Leo Strauss, een Duitse jood die vluchtte uit de Weimar-republiek bij de opkomst van fascisme en communisme. Hij ging zich in zijn afkeer van het totalitarisme verdiepen in de oude Griekse filosofen, Plato in het bijzonder. Volgens hem kon de democratie zich geen zwakheid veroorloven. Hij hernam Plato’s concept van de filosoof-prins, een elitaire leider die het onderscheid tussen Goed en Kwaad beter kon maken dan de gewone bevolking. Deze leider mocht volgens Strauss ook liegen tegen de bevolking als hij daar de nood toe voelde, een standpunt dat heel wat inkt heeft doen vloeien in het debat over de rechtvaardiging van de Irak-oorlog. Toch zijn de ideeën van Strauss ook voor de neoconservatieven controversieel, met kopstukken als Richard Perle en David frum die zich er duidelijk van distantiëren. (Perle zou zich in een interview kwaad maken bij de suggestie dat hij een verborgen agenda had, replicerend dat zijn agenda volledig open was en dat hij zijn dagen vulde met het geven van interviews en het schrijven van artikels om zijn agenda te verduidelijken.) Wolfowitz, eveneens afkomstig uit een joods gezin dat in de jaren ’30 uit Europa vluchtte omwille van de totalitaire dreiging, wordt wel tot Strauss’ discipelen gerekend.

Na de val van de muur voelen de neoconservatieven zich in hun overtuigingen gesterkt. Ze vinden dat de V.S. nu als enige overgebleven supermacht op een offensieve manier de democratie moeten verdedigen. Net zoals de arbeidersklasse bij de marxisten, zitten de V.S. volgens hen in een positie waarin hun eigenbelang en het belang van de wereld samenvallen. Ze bekritiseren het Oslo-proces omdat het economische welvaart probeert te brengen in het Midden-Oosten zonder er democratie te brengen. De neoconservatieven geloven niet in de ‘exception culturelle’. De democratie kan voor hen even goed in het Midden-Oosten wortel schieten als in Oost-Europa of Azië. Irak is daarbij een ideaal beginpunt omdat er veel democraten zijn, en de omverwerping van de tirannie met moderne militaire middelen de burgerbevolking zal sparen. De aanslagen van 11 september zullen de mogelijkheid bieden om dit plan in praktijk te brengen. Hun plan tot hertekening van het Midden-Oosten verraad soms hun linkse achtergrond, en weet zelfs een aantal Arabische intellectuelen te bekoren. Toch is hun sympathie voor Israël - en de banden met de Likud-partij van Sharon – een obstakel om veel Arabieren voor hun plan te enthousiasmeren.

De verre vijand treffen
De aanslagen van 11 september waren voor Al Qu’aida de vrucht van een intense reflectie over de wereldverhoudingen en de macht van de Verenigde Staten. Oussama Ben Laden en Ayman al Zawahiri hadden in de jaren ’80 - tijdens hun jihad in Afghanistan - de kiemen gelegd voor het planetair terrorisme. Gedurende de jaren van exil - van 1992 tot 1996 - voerden ze de eerste experimenten, om na de machtsgreep van de Taliban naar Afghanistan terug te keren en de definitieve theoretisering en toepassing van hun nieuwe strategie te voltrekken. Afghanistan was de ideale broeikas voor het internationaal terrorisme, omdat er militanten uit de hele wereld samen streden tegen het communisme. Na het mislukken van de jihad in Egypte, Algerije en Bosnië, besloten de jihadis om de strijd tegen de ‘Nabije Vijand’, de machthebbers uit de regio, in te ruilen voor de strijd tegen de ‘Verre Vijand’: de Verenigde Staten, Israël en het westen in het algemeen. Door hun internationalisering en hun mediatieke acties hoopten ze de volksteun te verwerven die ze tot nu toe ontbeerden voor de omverwerping van de lokale regimes.

Zawahiri is de telg van een rijk en intellectueel gezin in Egypte. Bij zijn geboorte in 1951 zit Egypte in een periode van politiek geweld en chaos die een jaar later zal uitmonden in de staatsgreep van Nasser. Onder diens bewind wordt de elite aanzienlijk armer en wordt hard opgetreden tegen de fundamentalisten van het Moslim Broederschap. Na de terechtstelling van Sayyid Qotb - oprichter en ideoloog van het Moslim Broederschap - in 1966, richt Zawahiri een clandestiene islamitische beweging op. Ook tijdens het bewind van Sadat, die een bondgenootschap sluit met moslimextremisten in de strijd tegen linkse militanten, blijft Zawahiri de gewapende strijd promoten. Hij is op de hoogte van de planning van een aanslag op Sadat in 1981, maar is het om strategische redenen niet eens met die aanslag. De aanslag tegen Sadat lukt en zijn opvolger Moebarak zal bikkelhard optreden tegen de islamisten. Ook Zawahiri belandt in de gevangenis. Omdat hij het Engels enigszins machtig is, wordt hij tijdens het proces met de taak belast om de martelingen die de gevangenen ondergaan aan te klagen voor de internationale pers. Hij komt in 1984 vrij en verlaat Egypte (volgens sommigen omdat hij onder de marteling informatie vrijgegeven zou hebben). Hij komt tot de overtuiging dat de lokale gewapende strijd nergens toe leidt en ontwikkelt zo het idee om de Verre Vijand te treffen. Na een tussenstop in Saoedi-Arabië reist hij in 1986 naar Afghanistan waar hij Ben Laden ontmoet.

Ben Laden zelf was op aanmoediging van het Saoedische regime naar Afghanistan afgereisd. De Saoedis dachten immers dat het lonend zou zijn om de Afghaanse jihad te steunen, om zo de steeds kritischere islamisten in eigen land te counteren. In Afghanistan zouden er al snel meningsverschillen ontstaan tussen de jihadis onderling. Zawahiri veroordeelde er het Moslim Broederschap omdat ze het democratische spel meespelen – terwijl in zijn ogen enkel de wet van God zou mogen gelden – en omdat ze volgens hem persoonlijke welvaart verkiezen boven het juiste islamitische pad. Hij ontwikkelde een eschatologische visie van de jihad waarin na de overwinning op de Sovjets ook de Amerikanen aan de beurt zouden zijn. Deze stroming was aanvankelijk een minderheid bij de jihadis, maar won aan belang nadat Sovjets en Amerikanen zich uit Afghanistan terugtrokken. Als in 1991 V.S.-soldaten in Saoedi-Arabië gelegerd werden – in strijd met de woorden van de profeet, die op zijn sterfbed gezegd zou hebben dat alle niet-moslims uit het Arabische schiereiland verdreven moesten worden – raakt Ben Laden in onmin met het Saoedische regime en worden het Saoedisch koningshuis en de V.S. zijn belangrijkste vijanden.

De jihadis blijven na hun overwinning rellen veroorzaken in Afghanistan, en al snel zijn de buitenlandse strijders er niet meer gewenst. Zawahiri en Ben Laden vertrekken naar Soedan, van waaruit ze een internationaal netwerk uitbouwen met vertakkingen in Londen en Yemen, en actief bijdragen aan de jihad in Egypte, Algerije, Bosnië en Somalië. Na een mislukte aanslag op Moebarak in Egypte neemt de internationale druk tegen de terroristische activiteiten vanuit Soedan toe en in 1996 worden Ben Laden en Zawahiri uitgewezen naar Afghanistan, waar de Taliban ondertussen de macht hebben overgenomen. Dit is het ogenblik waarop Al Qu’aida definitief het roer omgooit. De lokale jihad heeft zowat overal gefaald, op de notoire uitzonderingen Afghanistan en Tchetchenië na. Ben Laden roept in dit jaar de jihad tegen de V.S. uit, omwille van de bezetting van de twee heilige plaatsen. In 1998 richt hij mee het Islamitisch Internationaal Front Tegen Joden en Kruisvaarders op, dat oproept tot het vermoorden van Joden en Amerikanen over de hele wereld. Er volgen spectaculaire aanslagen op de Amerikaanse ambassades van Dar-el-Salaam en Nairobi en op de USS Cole. Deze aanslagen leveren niet de verwachte volkssteun, maar trekken desalniettemin voldoende kandidaat-martelaren aan.

Al Qu’aida: opgejaagd maar weerbarstig
Dan komt de ultieme toepassing van de nieuwe koers van Al Qu’aida: de aanslagen van 11 september 2001. Door maandenlang de aanslagen niet op te eisen, weten Ben Laden en zijn organisatie maximaal twijfel te zaaien en sympathie te wekken. De V.S., die niet goed weten hoe ze moeten reageren, gaan inspiratie zoeken bij de neoconservatieven die het terrorisme linken aan de schurkenstaten. Zo ontstaat de strategie die in een eerste fase het Taliban-regime in Afghanistan omverwerpt, dan de druk opvoert op Saoedi-Arabië om het terrorisme op eigen bodem aan te pakken, en uiteindelijk de verandering van het regime in schurkenstaat Irak beoogt. Op termijn moet dit ook leiden tot een hertekening van het Midden-Oosten, op een manier die de belangen van de V.S. (olietoevoer en de veiligheid van Israël) verzoent met het verspreiden van de democratie in de regio.

Al Qu’aida gaat ondanks de nederlagen door met het plegen van aanslagen, en weet zich ook te herorganiseren. In haar communiqués stelt ze eigen variant van de ‘Clash of Civilisations’ voor. Zawahari stelt een tekst op – ‘trouw en breuk’ getiteld, naar een courante zegswijze in het Arabisch - waarin hij beklemtoont dat de periodes waarin de islam erop achteruit gaat die periodes zijn waarin ze zich vermengt met niet-islamitische invloeden. Met verwijzingen naar de heroveringen van Andalusië en Bagdad in de 12e en 13e eeuw probeert hij het falen van nationalistische, socialistische en seculiere regeringen in de islamitische wereld te verklaren door hun openheid voor westerse denkbeelden. De islam moet zich volgens hem weer in zichzelf keren om dissolutie of verandering te voorkomen. Bovendien zijn buiten de christenen en de joden ook moslims die zich aan de ongelovigen linken in zijn ogen legitieme doelwitten. Op die manier wordt het doden van moslims bij aanslagen goedgepraat.

Naarmate de aanslagen van de jihadis zich meer in de islamitische wereld voordoen, vermindert de steun voor hun strijd. Het hoge aantal moslimslachtoffers van aanslagen in Turkije, Marokko en Saoedi-Arabië, aangevuld met de wereldweide stigmatisering van de islam, maken dat steeds meer moslims zich afkeren van Al Qu’aida. De resultaten van de strijd tegen de terreur mogen totnogtoe niet briljant zijn voor de V.S.: vooraanstaande Al Qu’aida leiders loopt nog steeds vrij rond, in Afghanistan is weliswaar een bolwerk gebroken, maar de nieuwe regering controleert er amper het land, en in Irak is de chaos compleet. Het bilan voor Al Qu’aida is nog bedroevender. Ze hebben in geen enkel land de macht veroverd, zijn hun enige islamitische staat verloren, hoeven niet meer op steun te rekenen vanuit Soedan terwijl ook Libië zich van het internationale terrorisme afkeert, Palestina zinkt weg in een spiraal van geweld, en de strijd tegen de terreur diende als legitimatie voor het veroveren van Irak. Maar bovenal slagen ze er niet in om grote massa’s jongeren, intellectuelen en middenklassers te mobiliseren voor hun strijd, nochtans het uitgesproken doel van hun aanval op de ‘Verre Vijand’.

Arabië in het oog van de storm
Het vierde hoofdstuk besteedt Kepel aan Saoedi-Arabië, het land dat door zijn geschiedenis de geboorte heeft gekend van het wahhabisme, een extreem conservatieve vorm van islam die een inspiratiebron is van jihadis over de hele wereld. Saoedi-Arabië is sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog verbonden aan de V.S., waarbij deze laatsten in ruil voor een verzekerde olietoevoer de militaire bescherming van het koninkrijk verzekeren. Slechts eenmaal - toen de V.S. in de oorlog tussen Israël en de Arabische landen van 1973 een luchtbrug instelden om wapens te leveren aan Israël – heeft dat akkoord op het punt gestaan om te breken. Later zullen beiden elkaar terug vinden in de gemeenschappelijke strijd tegen het communisme, onder meer in Afghanistan. Terwijl in Europa de eerste aanslagen gepleegd worden door fundamentalisten, denken de V.S. dat ze veilig zijn. Ze ontvangen vele moslimvluchtelingen, staan toe dat er in de V.S. gerekruteerd wordt voor de jihad in Afghanistan, alsook dat vanuit de V.S. de eerste fundamentalistische websites opgericht worden.

Het wahhabisme werd genoemd naar Muhammad Ibn Abd Al Wahhab, al noemen zijn volgelingen zich liever salafisten, naar de vroege metgezellen van de profeet. Al Wahhab was een rigoureus religieus reformateur die zijn inspiratie haalde bij middeleeuwse rechters en oelema's. In het midden van de 18e eeuw sloot hij een verbond met Muhammad Ibn Saoed, een lokale tribale leider. In een context van eeuwige stammenoorlog dienden de ideeën van Al Wahhab als theoretische onderbouw voor een jihad die al snel de hele oostkust van het Arabische schiereiland wist te veroveren, inclusief de heilige plaatsen Mekka en Medina. In 1811 zullen de Ottomanen die heilige plaatsen heroveren als reactie op het rigorisme en het geweld die de jaarlijkse bedevaart verstoren. In 1902 begint Abd Al-Aziz Ibn Saoed vanuit Koeweit opnieuw aan de jihad om het verloren gebied te heroveren, en sluit hiervoor opnieuw een alliantie met de wahhabieten. De familie Saoed zal zich echter snel keren tegen overijverige wahhabieten - zoals de Ikhouan-militie - die zich tegen de aanwezigheid van de Britten in de regio verzetten. Na de oprichting van het koninkrijk Saoedi-Arabië in 1932 wordt de jihad in het land verboden, aangezien het een voorbeeldige islamitische staat geworden is waarin de sharia strikt toegepast wordt. Toch blijft de jihad er onderwezen en zal het koninkrijk nadien blijvend schipperen tussen de steun aan het wahhabisme en het tegengaan van interpretaties die haar eigen gezag kunnen ondermijnen.

Als na het olie-embargo van 1973 de prijs van olie de hoogte inschiet worden de Saoedi’s op korte tijd stinkend rijk. Ze investeren massaal in nieuwe infrastructuur en westerse technologie. Maar de modernisering stuit tegen verzet van religieuze conservatieven. In 1979 nemen honderden wahhabieten het heiligdom van Mekka in, met de aanwezige bedevaarders als gijzelaars. Aanleiding is de aanwezigheid van buitenlandse ‘ongelovigen’ die in de olie-industrie werken. De opstand wordt met de hulp van Franse gendarmes onderdrukt. Het tot dan toe strikt lokale wahhabisme – een product van de stammentwisten en de opbouw van Saoedi-Arabië – krijgt een meer internationale component, een gevolg van de inwijking van Moslim Broeders. Die zijn uit Egypte gevlucht voor de repressie na de moord op Nasser. Later zullen zich nog Moslim Broeders uit Syrië en Irak bij hen voegen, op de vlucht voor de respectievelijke Baath-regimes in die landen. De Moslim Broeders krijgen een verbod op proselitisme in Saoedi-Arabië, maar met hun internationale connecties en hun intellectuele bagage weten ze zich nuttig te maken om de internationale doorbraak van Saoedi-Arabië te begeleiden. Tegenover de interne contestatie zal Saoedi-Arabië een dubbel beleid voeren. Het voert een repressie tegen radicalen die het bewind bedreigen, maar steunt tegelijkertijd de jihad in Afghanistan (overigens een goede manier om van de radicalen af te zijn) en de sahwa, het islamitisch reveil dat voor het eerst een duidelijke invloed van het Moslim Broederschap verraadt.

Als Saddam Hoessein in 1990 Koeweit binnenvalt en zijn troepen langs de grens van de olierijke oostkust samentroept, moet koning Fahd de hulp van het Amerikaanse leger inroepen. De ideologen van de sahwa vallen de koning publiekelijk af. Ben Laden krijgt zelfs een audiëntie bij de minister van defensie, waarin hij voorstelt om jihadstrijders uit het intussen van de Sovjets bevrijdde Afghanistan langs de grens te plaatsen en van daaruit de ‘afvallige’ Saddam Hussein omver te werpen. De koning weet de islamitische krachten echter tot een goedkeuring van de plaatsing van de Amerikaanse troepen en van de oorlog tegen Irak te bewegen, al moet hij hiervoor heel wat toegevingen doen. Ben Laden verlaat het land en zal verder radicaliseren met de bekende gevolgen. Als koning Fahd uit ouderdom niet meer in staat is om het land te regeren, neemt kroonprins Abdallah de leiding over. Hij heeft hervormingsplannen om de verschillende groepen in de samenleving – zowel de sawha-militanten als de progressieve moslims en de liberalen – meer te laten deelnemen aan het maatschappelijk debat in Saoedi-Arabië.

Na de aanslagen van 11 september 2001 wordt de rol van de Saoedis in vraag gesteld. 15 van de 19 kapers waren immers Saoedis. De kroonprins voert dan in eerste instantie een politiek van ‘containment’ ten aanzien van de islamisten, maar zal al snel harder moeten optreden. In 2003 organiseert kroonprins Abdallah de Conferentie van Nationale Dialoog, die de verschillende strekkingen in de samenleving rond de tafel wilt krijgen. Voor het eerst in de geschiedenis van het land worden ook andere religieuze stromingen dan het wahhabisme – onder meer de sjiieten – erkend en uitgenodigd. Abdallah wilt hiermee een vernieuwd nationalisme en een rustige revolutie tot stand brengen die hem moeten toelaten om het land te moderniseren. Volgens Kepel moeten deze hervormingen onvermijdelijk tot meer politieke openheid leiden.

De Iraakse doos van pandora
Over een onderwerp als Irak denken we al snel alles te weten, door de massa artikels en reportages die we de afgelopen drie jaar over het land hebben moeten slikken. Toch weet Gilles Kepel ook over dit onderwerp nog een aantal elementen aan te kaarten die onderbelicht zijn gebleven. Zo merkt hij op dat de neoconservatieven een speciale band voelen met de sjiieten, bij wie ze een aantal gelijkenissen met het jodendom ontwaren. Zo waren de meeste niet-joodse marxisten in de regio van sjiitische oorsprong. De grootste Kommunistische Partij uit het Midden-Oosten was die van Irak, voornamelijk bevolkt door schiieten en volledig vernietigd onder het bewind van Saddam Hoessein. Sommige uitgeweken communisten hebben daarom in 2003 met de V.S. meegevochten in de oorlog tegen Irak. Kepel wijst nog op een ander element dat weinig aandacht heeft gekregen in de analyses van de oorlog: de demografische explosie die het geheel van het Midden-Oosten kenmerkt. Hierbij bestaat een ruime meerderheid van deze landen uit jongeren, die bijna onmogelijk allemaal aan werk kunnen geraken en opgroeien in een gewelddadige en arbitraire wereld. Zij vormen een aanzienlijk reservoir voor gewelddadige groepen in Irak.

Het boek gaat uitvoerig in op de geschiedenis van de verschillende bevolkingsgroepen in Irak. De Koerden hebben het altijd al moeilijk gehad met het Baath-regime, dat een Arabisch nationalisme predikt dat anti-Koerdisch is. Als de Koerden in 1968 met de steun van Iran de oliebronnen van Kirkuk aanvallen, voert Saddam Hussein als represaille etnische zuiveringen en een gedwongen Arabisering van de regio uit. Later, tijdens de oorlog met Iran, zullen vele Koerden uit het Iraakse leger deserteren en tegen Saddam Hussein rebelleren. Die antwoordt met de Al Anfal-operatie, een massale operatie van etnische zuiveringen waarbij 172 000 doden vallen en dat vooral bekend is omwille van de gifgasaanval op het dorp Halabja. In totaal verloren sinds 1968 300 000 Koerden het leven als gevolg van de Baath-politiek. 4000 dorpen werden vernield. In 1991, na internationale reactie op de bezetting van Koeweit, verkrijgen de Koerden autonomie. De internationale coalitie, waarin vele landen uit de regio zitten, wilt de stabiliteit van de regio bewaren en verkiest het behoud van een unitair Irak onder een embargo en een vliegverbod boven een onafhankelijk Koerdistan dat ook de Koerden in Turkije of Syrië zou kunnen bekoren. De twee belangrijkste Koerdische partijen zullen nog een tijd onder elkaar vechten, waarbij de PDK van Barzani zelfs de hulp van Saddam Hussein zal inroepen in zijn strijd tegen de PUK van Talabani. Daarna is de situatie gestabiliseerd en sinds 2003 hebben de Koerden door intense samenwerking met de Amerikanen hun machtspositie aanzienlijk versterkt.

De soennieten waren tot aan de Eerste Wereldoorlog trouw aan de Ottomaanse heersers. Na de oorlog zullen ze onder het Brits protectoraat ijveren voor democratisering. Maar na het onderdrukken van een sjiitische opstand in 1920 zullen de soennieten als minderheid regeren, wat ze proberen te compenseren door het belijden van een hevig pan-Arabisme en panislamisme. In 1958 werpen soennitische officiers de Faysal-dynastie – aan de macht sinds 1921 – omver om een pan-Arabisch socialistisch regime in te stellen. In 1968 grijpt de Baath-partij de macht. Saddam Hussein is dan al de sterke man van de partij, maar zal pas in 1979, na een grondige zuivering, de macht volledig naar zich toetrekken. Hij weet de macht te behouden door naast het schrikbewind ook kwistig het oliegeld te verdelen onder zijn getrouwen (geordend naar belang: zijn familie, zijn stam, de bewoners van tikrit, de soennieten, de leden van de Baath-partij en de officieren van het leger). Tijdens de oorlog met Irak roept Hussein weer het pan-Arabisme in. De Iraakse sjiieten, die in tegenstelling tot de Iraanse sjiieten Arabieren zijn, worden opgeroepen om mee te vechten. Saddam zorgt er wel voor dat de officieren soennieten blijven, en richt ook soennitische elitetroepen op die een mogelijke sjiitische opstand moeten kunnen onderdrukken. Saddam kan tijdens de oorlog de steun genieten van het westen en van diverse golfstaten, maar als in 1988 de vrede komt, zijn zowel Iran als Irak failliet. Daarom valt Irak in 1990 haar grote geldschieter – Koeweit – aan. Tijdens de stijging van de spanning tussen de verschillende partijen in de regio bieden de Moslim Broeders hun diensten aan zowel Irak als Saoedi-Arabië aan. Zo weten ze hun netwerk weer op te bouwen bij de Iraakse soennieten, wat de Amerikanen later zuur zou opbreken, onder meer in Falluja.

De sjiieten vormen het grootste vraagstuk in de strategie van de Amerikanen. Hun steun is essentieel voor het welslagen van hun project in Irak, en moet zelfs onrechtstreeks buurland Iran terug in de internationale gemeenschap integreren. In 1958, na de staatsgreep van generaal Qasem, weten de sjiieten veel invloedrijke posities in te nemen via de grote Kommunistische Partij waarop Qassem zijn macht baseert. Na de machtsgreep van de Baath uit 1968 worden de sjiieten echter steeds meer gemarginaliseerd. Als in 1977 tijdens de sjiitische Arba’in-processie rellen uitbreken tegen het Baath-regime, verbiedt Saddam Hussein de plechtigheid. (Het is slechts in 2003 dat de plechtigheid terug kan plaatsvinden, hetgeen een ware massabijeenkomst werd.) Onder invloed van de Iraanse Revolutie laten ook Iraakse geestelijken het sjiitisch quietisme - het afzijdig wachten op het laatste oordeel - vallen om te pleiten voor een islamitische staat. Ze zullen - zoals hun voorman Baqir al Sadr - geëlimineerd worden door het regime of hun toevlucht zoeken in Iran. De sjiitische opstand van 1991 blijft - ondanks de steun van islamitische partijen uit Iran - een opstand zonder structuur of leiders, en wordt genadeloos neergeslagen door Saddam Hussein. Ayatollah al Sistani, die trouw was gebleven aan het sjiitisch quietisme, houdt de religie onder Saddam Hussein ver van de politiek. Hij zal tijdens de Amerikaanse aanval in 2003 een fatwa uitspreken tegen het gebruik van geweld tegen de coalitietroepen.

De slag om Europa
In het laatste hoofdstuk keert Kepel zich terug tot het onderwerp waarmee hij ooit zijn carriere als islamdeskundige begonnen was: de Europese islam. Na de aanslagen van 11 september werd duidelijk dat een deel van de voorbereidingen in Europa hadden plaatsgevonden (onder meer in de Hamburgcel van Mohammed Atta). Met de aanslagen van 11 maart 2003 in Madrid werd bovendien een Europees front in de jihad van Al Qu’aida geopend. Toch had Europa al eerder te maken met islamitische terreur. Frankrijk met name, werd in de jaren ’80 al opgeschrikt door aanslagen van aan Iran gelinkte sjiitische Libanezen, en in de jaren ’90 van de Algerijnse Groupe Islamique Armé. Als gevolg daarvan heeft Frankrijk al 25 jaar lang een streng beleid gevoerd tegen islamisten, met een toegangsverbod voor radicale islamitische prekers. Groot-Brittannië heeft lang het tegenovergestelde gedaan. Het hield de deuren wagenwijd open voor migranten en liet extremisten toe zich vrij uit te drukken, in die mate dat men in Londen begon te spreken van Londonistan, een vrijhaven voor islamitische extremisten. Algemeen gezien koos Groot-Brittannië voor een model van gescheiden culturele ontwikkeling, waarbij de verschillende groepen migranten in hun eigen groep ontwikkelen en gemeenschappelijke leiders per groep naar voren schuiven. Dit stond in contrast met het Franse model van individuele integratie. Na 2001 veranderde de Britse politiek en ging men ook daar harder optreden tegen radicale prekers.

Er bestaan volgens Kepel verschillende denkpatronen rond de invloed van de islam in Europa. De meest optimistische opvatting is dat de islamitische migranten mee de dragers zijn van de moderniteit, die via hen ook naar hun afkomstregio zal uitspreiden. De meest pessimistische visie beweert dat de islam zich tegen Europa zal keren. Er bestaan inderdaad stromingen binnen de moslimmigranten die de Europese samenleving grondig verwerpen. Zij verdedigen de terugplooiing in de eigen gemeenschap, de terugkeer naar het land van afkomst of in extreme gevallen zelfs het gebruik van geweld. Kepel onderscheidt drie strekkingen binnen het islamisme. De eerste is de salafistische jihad. Zij zijn degenen die het ongelovige Europa grondig verwerpen, alsook de ‘afvallige’ regimes in het Midden Oosten. Zij zijn bereid om de wapens op te nemen en militaire training te volgen in buitenlandse kampen. Een tweede strekking bestaat eveneens uit salafisten, maar is apolitiek en verwerpt de gewelddadige eerste stroming. Zij zijn de piëtisten, of de cheikisten in de ogen van hun tegenstanders, naar hun overeenkomst met de Saoedische cheiks. Zij prediken de breuk met en de terugtrekking uit de Europese maatschappij. De derde een laatste stroming zijn de Moslim Broeders, die in tegenstelling tot de twee eerste strekkingen een actieve deelname aan het publieke debat in het gastland voorstaan. Hun voorman in Europa is de Zwitserse professor Ramadan, een nazaat van het Egyptische Moslim Broederschap. Deze drie strekkingen leveren een bitsige strijd onder elkaar in de Franse buitenwijken en op het internet.

In Frankrijk werd de opkomst van de politieke islam vanaf 1970 gedomineerd door de Tabligh-beweging. Deze beweging ontstond in de jaren ’20 in India en predikte een strikte naleving van het leven van de profeet. Ze organiseerden excursies naar sociale wijken, en later ook naar Pakistan waar ze de deobandi-scholen bezochten die ook aan de oorsprong lagen van de Taliban-beweging. Vanaf 1989 verliezen ze echter aanhang aan de salafisten en aan de Union des Organisations Islamiques de France (UOIF), verbonden aan het Moslim Broederschap. Deze laatsten - die in tegenstelling tot de eersten pleiten voor deelname aan het politiek, sociaal en cultureel leven - spelen de hoofdrol in de protesten tegen het verbod op de hoofddoek in de Franse scholen. Ze gaan daarbij bondgenootschappen sluiten met groepen uit de Franse civiele maatschappij, voornamelijk ter linkerzijde. Kepel speculeert uitgebreid over de mogelijkheid dat deze bondgenootschappen, zoals eerder bij de Franse communisten, zouden leiden tot een matiging van de standpunten van de islamisten. Want de standpunten van de islamisten ten aanzien van vrouwen of holebi’s worden niet altijd gesmaakt door antiglobalisten en andere progressieven die op de betogingen tegen het verbod op de hoofddoek aanwezig zijn. Alle protesten ten spijt besluit de commissie Stasi – waar ook Kepel in zetelt, al rept hij daar merkwaardig genoeg met geen woord over in zijn boek – tot een verbod van ‘ostentatieve religieuze symbolen’ op Franse openbare scholen. Frankrijk wordt internationaal het mikpunt van de islamisten. Maar als terroristen in Irak de terugtrekking van de wet eisen in ruil voor de vrijlating van Franse gijzelaars, scharen de Franse moslimverenigingen zich achter hun nationale vlag en eisen ze mee de onmiddellijke vrijlating van de gijzelaars.

Erudiet optimisme
In zijn besluit – ‘Fitna en jihad overstijgen’ – ontleedt Kepel deze twee termen en hun connotatie in de islamitische wereld. ‘Jihad’ heeft een positieve connotatie en staat voor de steun aan de religieuze orde en de verspreiding van de islam. In een extreme versie kan jihad ook staan voor heilige oorlog, de betekenis die er tegenwoordig vaak aan gegeven wordt. ‘Fitna’ daarentegen, heeft een negatieve connotatie en staat voor afscheiding en oorlog. Uiteraard bestaat de kans dat een jihad uitmondt in fitna. In het geval van Al Qu’aida lijkt fitna zelfs het enige resultaat van hun jihad te zijn. Ze hebben geen zichtbare overwinningen behaald, maar integendeel de moslimgemeenschap zelf het slachtoffer gemaakt van hun bloedige aanslagen alsmede van wereldweide stigmatisering tengevolge van deze acties. Tenslotte kan hun jihad verdere chaos in het Midden Oosten veroorzaken – bijvoorbeeld in Saoedi-Arabië -, wat dan weer tot nieuwe westerse interventies kan leiden. Kepel vraagt zich af wat de positieve alternatieven zijn. Het neoconservatieve democratiseringsproject kan volgens hem niet bekoren, want zij worden te veel gelijkgesteld met de politiek van Sharon in Palestina. Bovendien hebben de beelden van martelende mariniers in de Abu Graibh-gevangenis hun plan gediscrediteerd. Het anti-amerikanisme is sinds 11 september sterk toegenomen, in die mate zelfs dat de term ‘democratisering’ bij vele moslims een negatieve connotatie heeft gekregen.

Wat zijn dan wel de alternatieven? Kepel levert hier geen pasklare antwoorden op, al haalt hij hier nogmaals zijn stokpaardje boven: de Europese moslims! In een context waarin Arabische landen de vrijheid verstikken en economisch stagneren, moeten de van de Europese diversiteit en ontplooiingsmogelijkheden genietende moslims het verschil maken. Kepel ziet al een eerste positieve evolutie in het stijgend aantal volksvertegenwoordigers van moslimafkomst die in de verschillende democratische instellingen verkozen worden. Ook de nieuwe ondernemers, ambtenaren enz. moeten uiteindelijk een nieuwe generatie vormen van universeel denkende moslims die het tegengewicht vormen voor de jihadis. De vraag rijst of Kepel hier niet te snel de sprong maakt naar deze optimistische visie, hij die nog even ervoor de strijd van de islamisten in de Europese buitenwijken beschreef, inclusief hun verwerping van deze ongelovige samenleving en hun visie op de positie van de vrouw in de maatschappij.

Kepel is wel eerder van overdreven optimisme beschuldigd. Zijn vorige boek 'Jihad. Expansion et déclin de l'islamisme' kreeg veel kritiek omdat hij al voor 11 september het failliet van de radicale islam had voorspeld. Bovendien had hij in zijn zoektocht naar verlichte intellectuelen in de islam een geïdealiseerd beeld geschetst van Tariq Ramadan. Besluit hij ook in dit boek niet te snel dat de hervormingen in Saoedi-Arabië tot meer democratie zullen leiden, en had hij in het verleden niet voorspeld dat Khatami Iran op de goed weg zou brengen? Men kan alleen maar hopen dat Kepel gelijk heeft als hij zegt dat Al Qu'aida het verkorven heeft bij de meerderheid van de moslims, maar is een fanatieke minderheid niet voldoende om ons nog lang het leven te verzuren? Kepel beseft dit volgens mij maar al te goed. Met zijn enorme feitenkennis, de grote kracht van zijn boek, weet hij alle moeilijkheden en ieders kleine kanten genuanceerd bloot te leggen. Toch wil hij onmiskenbaar een optimist zijn, want zoals hij schrijft in zijn slotwoord: “er is uiteindelijk geen andere keuze dan te ijveren voor de totale participatie van de moslimjongeren aan het publieke leven”.

vrijdag, augustus 12, 2005

Neil Young - 18 Songs

Fredwitrave selecteert zijn favoriete Neil Young-nummers en geeft tekst en uitleg.

  1. Tell Me Why (After the Goldrush – 1970). Openingsnummer van After The Gold Rush – samen met Harvest dè klassieker van Neil Young. In mijn ogen het perfecte openingsnummer – die simpele 4 nootjes als intro. Perfect.

  2. Heart of Gold (Harvest – 1972). Genoegzaam bekend. Zeer mooie intro – zeker ook omwille van het ritme van de eerste akkoorden. De intro balanceert wat tussen rock en folk in. De samenzang op het einde van het nummer vind ik geniaal. Track van die tweede Young klassieker: Harvest.

  3. Out on the Weekend (Harvest). Rustig nummerke, met typische bas/drum combinatie. Je hoort duidelijk elke noot van de bas. Geen uitsteker, maar zeker niet slecht.

  4. Mr. Soul (Unplugged – 1993). Een van mijn absolute favorieten – alleszins in deze versie. Dit nummer verscheen oorspronkelijk op de cd ‘Buffalo Springfield Again’ (Buffalo Springfield – 1967). Young probeerde in die tijd, als lid van deze groep, vooral Mick Jagger vocaal te imiteren. Deze versie is harder/elektrisch.
    Er bestaat nog een derde, electronische, versie van dit nummer op ‘Trans’ (1982). ‘Trans’ zorgde voor veel ophef bij de Young-fans, aangezien Neil op deze cd met electronica aan de slag ging. Een – volgens velen – niet zo geslaagd experiment.

  5. World on a String (Unplugged). Oorspronkelijk op ‘Tonight’s the Night (1975). Opnieuw een donker akoestisch nummer – the way I like them. Hangt voor mij ontegensprekelijk samen met Mr. Soul.

  6. Transformer Man (Unplugged). Zo ongeveer de titeltrack van ‘Trans’ (1982), waarop het in een heel andere – elektronische – versie verscheen. Controverse. Dat hoor je ook aan de eerste, lauwe reactie van het publiek tijdens ‘Unplugged’. Deze akoestische versie vind ik dan ook veel mooier dan het origineel.

  7. Unknown Legend (Unplugged). Een jaar voordien verschenen op ‘Harvest Moon’ (1992). Beide versies zijn vergelijkbaar.

  8. Till the Morning Comes (After the Goldrush). Leuk en kort tussendoortje. Lijkt een niemendalletje, maar over de opbouw is goed nagedacht, lijkt me. Hoe de instrumenten invallen, bas, drum. Simpel maar geniaal. Ook de samenzang op het einde mag er wezen.

  9. A Man Needs a Maid (Harvest). Niet meteen mijn absolute favoriet, maar moest er toch bij. Breed georchestreerd en toch typisch Neil Young. Bij dit nummer hebben een aantal hedendaagse groepen (waarvan me de naam momenteel ontglipt) de mosterd gehaald.

  10. Old Man (Harvest). Zeer klassieke Young, iet of wat ‘country’. Mooie samenzang. Een favoriet.

  11. Comes a Time (Comes a Time – 1978). Nog een van mijn absolute favorieten. Zeer country. Mooie samenzang, leuke vioolriedeltjes, sobere tekst. Mooi slot. Meezingbaar.

  12. Birds (After the Goldrush). Wat moet ik hiervan zeggen? Young aan de piano. Typische samenzang. Melancholisch en simpel.

  13. Harvest Moon (Harvest Moon – 1992). Vlak voor ‘Unplugged’ kwam deze akoustische Young uit. Schitterend nummer, simpel maar geniaal gitaarrifje/intro. Daarna wordt het wat voller met geweldige achtergrondzang. Hiervan droom je weg. Het gekke bij dit nummer – en vele andere nummers van Neil Young – is dat het vaak zo cliché klinkt en toch ook zeer goed en origineel. Hij steelt volgens mij gewoon zeer goed van minder bekende coutrymuzikanten en geeft er dan z’n eigen draai aan. Hoe hij hier ‘on this harvest moon’ zingt: zo sappig, zo melig, zo geweldig met die slide erbij. Tijdloos.

  14. Helpless (Déjà Vu – 1970). In deze periode leek het wel of Young zowat wekelijks een cd uitbracht. Hier als onderdeel van het legendarische Crosby, Stills, Nash & Young. Stephen Stills speelde al samen met Young bij Buffalo Springfield en schreef de classic ‘For What It’s Worth’, later nog bekender geworden door de sample in ‘He got Game’ van Public Enemy.

  15. Only Love Can Break Your Heart (After the Goldrush). No comments on this one.

  16. Alabama (Harvest). Zoals je misschien al merkt hou ik het meest van Neil Young ‘de folky’. Geef mij maar akoestisch. Neil de rocker mag er zijn, maar geniet niet mijn voorkeur. Om dit lijstje af te sluiten volgen toch nog twee iet of wat meer rock getinte nummers. Alabama is nummer één. Zeer mooie opbouw naar het refrein, me dunkt.

  17. The Needle and the Damage Done (Harvest). Verscheen voor het eerst op Harvest, maar werd minstens even bekend als single van ‘Unplugged’. Voor zover ik weet is van dit nummer nooit een studio-opname verschenen. De versie op Unplugged is iets dynamischer, maar ik heb toch voor dit origineel uit 1972 gekozen. Geniaal gitaarstukje. Kort nummer, zonder echt refrein. Een echte classic, ondanks zijn simpele songstructuur. Dit bewijst nog maar eens: muziek is niet logisch.

  18. Words (Harvest). Tot slot een tweede rocker. Typisch Young, met een zeer simpele, maar uitgesponnen gitaarsolo. Ook leuk: de ritme veranderingen. Drievierde, viervierde, … Ik ben de draad kwijt. Maar: klinkt goed en dat telt.

(Gastbijdrage van Fredwitrave)

maandag, juni 13, 2005

Which one is Pink?

Saint Bob, alias Bob Geldof, is wel degelijk in staat om wonderen te verrichten. Hij had ons eerder al verbaasd door een wereldhit te schrijven voor een voor de rest erg middelmatige groep (I don’t like mondays van zijn voormalige groep The Boomtown Rats). In de jaren 80 organiseerde hij het groots opgezette Live Aid-benefietconcert, waarvoor David Bowie, Dire Straits, The Rolling Stones, Bob Dylan en vele andere grote namen hun bijdrage leverden aan de strijd tegen de honger in Ethiopië. Hij doet het bovendien vandaag nog eens opnieuw met live 8, dat de G8 wilt aanzetten tot de afschaffing van de schuld van derdewereldlanden. The Cure, Paul Mc Cartney, U2 en R.E.M. zijn een aantal van de groepen die toegezegd hebben. Maar hoe indrukwekkend ook, dit alles is nog menselijk. Voor het bericht dat vandaag wereldkundig gemaakt werd moet Geldof wel degelijk over bovennatuurlijke krachten beschikt hebben. Voor Live 8 zal, voor het eerst in meer dan twintig jaar, de legendarische incarnatie van Pink Floyd samen spelen. Dat betekent: inclusief bassist Roger Waters, die jarenlang een verschrikkelijk bittere vete uitvocht met de rest van de groep.

Pink Floyd ontstaat in 1966 als Roger Waters, Richard Wright en Nick Mason, drie studenten architectuur aan de Polytechnic School van Londen, samen met wat vrienden een rockgroepje oprichten. Dat groepje split al snel, maar wordt al even snel terug opgericht met Syd Barrett als spil. Deze laatste componeert in de begindagen bijna al het werk en weet met Pink Floyd snel een reputatie te verwerven als geschifte psychedelische rockgroep. Pink Floyd heeft hits met Arnold Layne en See Emily Play, en de naam Syd Barrett wordt vaak in één adem uitgesproken met het woord ‘genie’. Maar Syds druggebruik neemt gigantische proporties aan. Naar verluid verkeert hij een volledig jaar onder invloed van LSD. Neemt hij zelf niets, dan iss er wel altijd iemand in de buurt die heimelijk iets in zijn glas stopte. Hij is al snel niet meer in staat om normaal te functioneren, en David Gilmour wordt aangetrokken als extra gitarist om de groep live bij te staan. Reeds in die tijd heeft Pink Floyd een spectaculaire lichtshow met aluminiumplaten op de achtergrond die het licht reflecteren en de muzikanten quasi-onzichtbaar maken. Met Syd gaat het verder bergaf en hij maakt de anderen steeds meer het leven zuur. Op een avond laat Roger Waters de andere bandleden weten dat het genoeg geweest is en dat het geen zin heeft om Syd nog af te halen voor het geplande concert. Iedereen stemt in en de groep zal van dan af in zijn meest bekende bezetting hebben, met Roger Waters op bas, David Gilmour op gitaar, Richard Wright op de toetsen en Nick mason op drums.

Met Syd Barrett zal het van kwaad naar erger gaan. Hij is psychisch helemaal van de kaart en leeft onder constant medisch toezicht. Hij mag nog een nummer bijdragen aan de tweede plaat van Pink Floyd - A Saucerful of Secrets - en zal daarna nog drie soloplaten opnemen met de hulp van de andere groepsleden. David Gilmour heeft later uitgebreid verslag gemaakt van het verloop van de opnames. Syd werd op een stoel gezet met een akoestische gitaar, en men liet hem zijn ding doen. Achteraf beraadslaagden de anderen of ze nog iets zouden kunnen toevoegen aan de nummers, en dan werden de andere instrumenten opgenomen. De meeste nummers bleven enkel Syd en zijn gitaar. Later zou Syd zich enkel nog bezighouden met het kweken van cactussen en zonder enig besef leven van hetgeen zich rondom hem afspeelt. Of zijn geestestoestand enkel te wijten is aan zijn overmatig druggebruik, of ook aan een aangeboren afwijking – volgens sommigen is hij schizofreen – blijft een volkomen raadsel. Hij leeft nog steeds in Cambridge en beseft vaagjes dat hij ooit een bekende rockster was.

De nieuwe Pink Floyd zal zich heroriënteren naar symfonische rock, met lang uitgerokken nummers die uit verschillende sequenties bestaan en veel ruimte bieden voor solo’s. De dubbelaar Ummagumma zal wellicht de geschiedenis ingaan als een van de vreemdste platen aller tijden. Deze bestaat uit een live-plaat en een studioplaat waarop de groepsleden zich helemaal laten gaan. ‘Deze plaat is zo saai dat je je baard kan horen groeien terwijl je ernaar luistert’, schrijven de critici. Atom Heart Mother en Meddle weten het iets subtieler aan te pakken, en de populariteit van de groep groeit enorm. Met The Dark Side of the Moon weet Pink Floyd de verkooprecords te breken. Het megasucces is des te opmerkelijker daar Pink Floyd sinds het vertrek van Syd Barrett geen enkele single heeft uitgebracht, en zelfs niet één potentiële hit heeft gemaakt. Ze maken ellenlange nummers met eindeloze instrumentale stukken. Verder cultiveert de groep een absoluut non-imago. Ze geven amper interviews, komen niet op televisie en blijven zelfs tijdens hun optredens wat op de achtergrond door de lichtshow en de filmprojecties.

Maar stilaan wordt het ook voor de buitenwereld duidelijk dat de verschillende ego's binnen de groep wel eens willen botsen. Op Wish You Were Here heeft Roger Waters alweer alleenrecht op het schrijven van teksten. Van Animals weet hij een conceptplaat te maken dat losjes gebaseerd is op The Animal Farm van George Orwell. Zijn teksten geven geen hoogstaand beeld van de mensheid, maar het is desalniettemin een indrukwekkende plaat. Tot op dit punt blijven de andere bandleden nog een stevige vinger in de pap hebben. Maar Waters zal van dan aan het laken helemaal naar zich toetrekken. Na een rustperiode stelt Waters twee demo’s voor aan de groep. De ene noemt ‘The Pros and Cons of Hitchhiking’, de tweede ‘The Wall’. Het gaat om twee projecten voor conceptplaten die Waters wilt uitwerken, en de groep mag er één van uitkiezen. De bandleden kiezen voor The Wall. Waters zal voor het overgrote deel van die plaat tekst en muziek leveren. Het wordt een uiterst ambitieuze conceptplaat over een artiest die zich door alle tegenslagen van het leven steeds meer in zichzelf keert. Zijn bemoeizieke moeder, zijn gefrustreerde leraars, zijn begripsloze vrouw… het zijn allemaal stukken van de muur die hij rondom zich bouwt. Hij ontpopt zich tot een volksmenner die de wereld rondom hem tiranniseert, tot hij ter verantwoording wordt geroepen en men de muur rondom hem afbreekt. De plaat speelt subtiel met referenties naar de Tweede Wereldoorlog en naar de Koude Oorlog, en weet daardoor des te meer te imponeren.

The Wall wordt een immens succes, en dat in een tijd waarin punks het te kakken zetten van megagroepen als Pink Floyd tot volkssport hadden uitgeroepen. Er wordt zelfs een single uitgebracht - voor het eerst sinds Syd Barrett uit de groep is gezet. Another Brick in the Wall wordt een hit, en als het nummer gezongen wordt door stakende zwarte studenten in Zuid-Afrika en daarna door het apartheidsregime verboden wordt, is Roger Waters helemaal in de wolken. Midden in het tijdperk van de punk weet hij commercieel succes en politieke relevantie te combineren, en dat met een afgeschreven mastodontgroep als Pink Floyd! The Wall duikt vandaag de dag nog steeds op in alle lijstjes met de beste platen aller tijden, en het is naar mijn mening de meest geslaagde conceptplaat die er bestaan, met een duidelijk verhaal doorheen de plaat en hopen naar elkaar verwijzende gegevens.

Maar de plaat laat ook zware sporen na op de groep. Waters, die tijdens het schrijven van The Wall zwaar depressief is, beslist welke nummers op de plaat komen en zelfs wie op welk nummer mag spelen. Enkel Gilmour weet nog enige invloed te behouden en mag als enig ander lid van de groep een paar eigen nummers bijdragen tot de plaat. Niet lang na The Wall zet Waters Richard Wright aan de deur. Hij schrijft op zijn eentje The Final Cut, wederom een zwaarmoedig conceptalbum vol verwijzingen naar de Tweede wereldoorlog. Tijdens de opnames van de plaat wordt heel wat afgevochten tussen de groepsleden. Waters verklaart nadien dat men de spanning in de studio kan horen in zijn stem. De naam van de plaat is alleszins goed van toepassing, want als Waters een jaar later The Pros and Cons of Hitchhiking uitbrengt onder zijn eigen naam, sterft Pink Floyd een stille dood. Even toch.

In 1985 zegt Waters zijn contract met de manager van Pink Floyd op en kondigt hij officieel aan dat hij de groep verlaat. Een jaar later komen David Gilmour en Nick Mason terug samen en beginnen ze muziek op te nemen die ze onder de naam Pink Floyd wensen uit te brengen. Het is het begin van een vete die jarenlang zal aanslepen. Roger Waters vindt dat Pink Floyd afgedaan heeft en dat de anderen de naam niet mogen gebruiken van de groep waarvoor hij jarenlang de voornaamste songschrijver was. Er komt een rechtszaak van en uiteindelijk krijgen Gilmour en Mason het recht op de naam. Ze nemen A Momantary Lapse of Reason op, een plaat die schraal aandoet in vergelijking met het eerder werk van Pink Floyd, maar desalniettemin een zeker succes geniet. Richard Wright speelt er als sessiemuzikant op mee en zal later terug volwaardig lid worden van Pink Floyd. De vete met Roger Waters is daarmee niet gedaan en zal zelfs hilarische proporties aannemen, met hopen verwijten over en weer, Waters die naar Pink Floyd verwijst als ‘another band’ die eindeloos zijn eigen nummers blijven naspelen, of nog met songs die verschillende credits krijgen naargelang ze op de live-cd van de ene of de andere partij verschijnen. Pink Floyd gaat uitgebreid toeren met een hoop extra muzikanten en alweer is er een rechtszaak over de auteursrechten. Geruchten gaan dat Waters tot 40% van de opbrengsten opstrijkt. Niet niets, want de tournee van 1994, na The Division Bell, brengt 2 miljard dollar op.

De nieuwe Pink Floyd mag dan al veel succes hebben, voor veel fans blijft de periode met Roger Waters het artistiek hoogtepunt van de groep (al blijft er hier en daar een enkeling beweren dat enkel Syd Barrett degelijke dingen heeft gemaakt met Pink Floyd). Gezien de jarenlange verwijten over en weer leek het voor iedereen onmogelijk dat er ooit een reünie zou komen van Pink Floyd met Roger Waters. De eerste geruchten van dergelijke reünie voor Live 8 werden op de fansites met hoongelach onthaald. Maar kijk… vandaag is het officieel. Pink Floyd zal op Live 8 optreden met Waters, Gilmour, Wright en Mason broederlijk naast elkaar. Hoe kreeg Bob Geldof dat voor elkaar? Hij had in het verleden al nauwe banden gehad met de groep. Geldof mocht het hoofdpersonage Pink neerzetten in de verfilming van The Wall in 1982, een nachtmerrieachtige musical waarin stukken film en tekenfilm elkaar afwisselen. In 1985 zou David Gilmour, als enig lid van een in ontbinding verkerende Pink Floyd, deelnemen aan Live Aid (in de begeleidingsgroep van Brian Ferry). Geldof nam contact op met de verschillende leden van Pink Floyd, en blijkbaar heeft Waters als eerste de beslissing genomen om de reünie een kans te geven. Na telefonische contacten stapten de anderen mee.

Zullen de verschillende groepsleden het een heel optreden uithouden zonder al vechtend over het podium te rollen? U mag er vanaf nu uw geld op gaan inzetten. Zal Pink Floyd na Live 8 nog extra optredens geven in deze legendarische bezetting? Dit wordt voorlopig in alle toonaarden ontkend, al zou het zeker lucratief zijn. Vele fans zouden deze groep maar wat graag aan het werk zien. The Velvet Underground begon ooit na een eenmalige reünie aan een wereldtournee. Het is onwaarschijnlijk maar niet onmogelijk dat ‘le Floyd’ dezelfde beslissing zou nemen. Iedereen houdt het voorlopig bij een éénmalig optreden. Zou Pink Floyd nieuw materiaal kunnen opnemen samen met Roger Waters? Dit lijkt volledig utopisch. Waters zou bij plannen voor nieuw materiaal zeker de creatieve leiding opeisen, en het is quasi-onmogelijk dat de andere leden hiermee zouden instemmen. Bovendien is Waters nooit echt van zijn mening afgeweken dat Pink Floyd creatief dood was na zijn vertrek in 1985. Samen een optreden geven voor een goed doel is iets heel anders dan uitgebreid touren en zeker als nieuw materiaal opnemen. Aan de andere kant was het bericht dat Pink Floyd ooit weer met Roger Waters zou optreden tot op een paar dagen geleden ook erg ongeloofwaardig. Men weet dus maar nooit…


Brain damage (Roger Waters)

The lunatic is on the grass
The lunatic is on the grass
Remembering games
And daisy chains and laughs
Got to keep the loonies on the path

The lunatic is in the hall
The lunatics are in my hall
The paper holds their folded faces to the floor
And every day the paper boy brings more

And if the dam breaks open many years too soon
And if there is no room upon the hill
And if your head explodes with dark forebodings too
I'll see you on the dark side of the moon

The lunatic is in my head
The lunatic is in my head
You raise the blade
You make the change
You rearrange me 'till I'm sane

You lock the door
And throw away the key
There's someone in my head, but it's not me

And if the cloud bursts thunder in your ear
You shout and no one seems to hear
And if the band you're in starts playing different tunes
I'll see you on the dark side of the moon

zondag, juni 12, 2005

Toekomstmuziek in Los Buenos/Masereelclub

Beste vrienden en vriendinnen,

Vrijdag 17 juni zal ik optreden in het intussen uit het as herrezen Los Buenos, dat tegenwoordig zijn intrek heeft genomen in de Masereelclub, Ierse Predikherenstraat 33, Leuven. Wat te verwachten? Enkel mezelf op gitaar en zang, en nummers als ‘drink nog een glas’, ‘vrij zinnig lied’ en nog een paar andere zelf gemaakte of gecoverde liedjes in het Nederlands, Frans en Engels. Dit alles in een donker kroegje, een gezellig amateuristisch sfeertje en met de nodige drank aan democratische prijzen.

Wanneer: vrijdag 17 juni, aanvangsuur onbekend, maar ten vroegste 21.00u en wellicht later.
Waar: Masereelclub/Los Buenos, Ierse Predikherenstraat 33, 3000 Leuven. (In de Brusselsestraat het zijstraatje naast doc’s bar en tegenover Camillo Tores.)
Volkomen gratis, uiteraard.

Drink nog een glas

Komaan, drink nog een glas
We hebben tijd zat
Het duurt nog wel wat
Alvorens de ochtend gloort

En we elk op ons pad
Naar ons warm eigen oord
Met onzekere stap
Naar huis gaan en voort
Komaan, drink nog een glas
Ja, drink nog een glas

Op de dag van vandaag
Op dit uur van de dag
Op dit plechtig moment
Komaan, drink nog een glas
Ja, dan hebben we pret
En praat nog wat voort
Over wat je bekoort

Over wat je belangt
Aan de andere kant
Aan de galg of de koord
Toe praat nog wat voort
Ik ben één en al oor
En ik drink nog een glas

Ik drink om te vergeten
Maar ik heb zoveel gedronken
Dat ik nu al niet meer weet
Wat ik vergeten wou

Komaan, drink nog een glas
De dag duurt nog lang
Ja hij slentert zich voort
Hij duurt al een eeuwigheid

En de eenzaamheid wacht
In het holst van de nacht
In het heetst van de strijd
Geef me nog wat tijd
Voor de dag die me wacht
Voor die laatste die lacht
Geef mij nog een glas

En laat ons een ogenblik
Werpen op de toekomst
Die regelrecht en ons toekomt
Die ons nu te wachten staat

Komaan, drink nog een glas
Ga toch niet te rap
Het is licht in mijn hoofd
Die de wereld verdooft
Die de wereld verlicht
En de schijn houdt op hoog
Er is licht in mijn hoofd

En de zwaartekracht
Weegt nu minder hard
Met het hoofd opgeheven
Ga ik thans door het leven
Vandaag toch voor even
En ik drink nog een glas

Komaan, drink nog een glas
We hebben tijd zat
Het duurt nog wel wat
Alvorens de wereld gloort

zaterdag, juni 04, 2005

Verletzter Seele letzter Schmerz – Lacrimosa live

Het zwart volk was gisteren weer samengedromd in Gent om één van de interessantste gothic-groepen van het post-jaren-80 tijdperk aan het werk te zien. Lacrimosa was begin jaren ’90 - samen met Das Ich, Goethes Erben en een verscheidenheid aan mindere goden - één van de opkomende groepen die de zwarte scene een nieuw leven trachtten in te blazen. Aanvankelijk was het een éénmansproject van Tilo Wolff, die helemaal op zijn alleen het debuutalbum Angst opnam. Het zelfverklaarde doel was om een vervolg te schrijven op mozarts requiem, waaruit ook de naam lacrimosa komt. Een veel te hooggegrepen ideaal, maar het geeft wel aan hoe groot de ambities van de jonge Tilo wel niet waren. Verder is Angst, zoals de naam suggereert, een plaat die handelt over neuroses, isolatie, pijn en angst. De minder aangename kanten van het leven dus, en het valt eraan te horen dat Tilo Wolff er ook echt mee worstelt.

De tweede plaat van Lacrimosa, Einsamkeit, handelt over dezelfde thema's. Voor deze plaat doet hij een beroep op een aantal gastmuzikanten, hetgeen de plaat gevarieerder en muzikaler maakt. Maar het echte meesterwerk uit de beginperiode is Satura, dat op dezelfde lijn doorborduurt maar de tot dan toe sterkste composities bevat; composities die getuigen van de zoektocht naar muzikale perfectie van Tilo Wolff. De drie eerste platen – en ook de tussendoor uitgebrachte mini-cd Alles Luege – leveren Lacrimosa een cultreputatie op en vormen het eerste hoofdstuk uit hun werk. Het zijn stuk voor stuk platen om je polsen bij over te snijden, maar ze blijven populair bij menig liefhebber van het zwarte genre, ook bij diegenen die het latere werk van Lacrimosa verafschuwen.

Want Tilo Wolff besluit na die platen om het over een andere boeg te gooien. Hij stelt vast dat de gothic-scene aan het stageneren is, en wilt het genre nieuw leven inblazen door een nieuwe muziekstijl te creëren. Hij keert zich naar de klassieke muziek en naar de metal, en zal de twee combineren tot een eigen muzikale wereld. Hij betrekt ook Anne Nurmi bij zijn project, die eerder toetsen speelde bij de ondertussen terecht vergeten Two Witches. Sindsdien is Lacrimosa een duo. Of de twee ook privé een koppel vormen wensen ze niet te bevestigen. Compositorisch gezien zit de nieuwe Lacrimosa heel sterk in elkaar. Tilo Wolff slaagt erin lang uitgerekte nummers te maken met een maximum aan variatie, het ene moment ingetogen en met de nadruk op klassieke orkestraties, het andere moment met zware gitaren en ronkende drums, en vaak met een combinatie van beiden. Ondanks het feit dat een aantal fans van het eerste uur zich ervan afkeren, blijft Lacrimosa vandaag de dag één van de weinige gothic-groepen die een breed publiek kunnen aanspreken.

Het is ook rond deze periode dat Lacrimosa live begint op te treden. Bij de eerste platen voelde Tilo Wolff zich niet klaar om op het podium te stappen, al had hij na Satura toch een korte tournee ingelast. De nieuwe koers leende zich meer tot live-voorstellingen. Lacrimosa toerde extensief na Inferno en Stille, en brengt dan een uitstekende live-dubbelaar uit. De nadruk ligt daarbij op rockgerichte nummers. De orkestrale stukken van een kwartier, die op elke Lacrimosa-cd voorkomen, worden om begrijpelijke redenen achterwege gelaten. Oudere nummers die zich ertoe lenen, worden in een nieuw kleedje met meer gitaar gestopt. Maar het is slechts met Elodia dat de nieuwe stijl van Lacrimosa volledig tot volwassenheid komt. Dat Tilo Wolff en Anne Nurmi daar misschien ook zo over denken meen ik af te leiden uit het hoog aantal nummers dat ze gisteren uit die plaat hebben gespeeld. Enkel de laatste en erg geslaagde cd Lichtgestallt werd meer gespeeld.

Deze tournee had dan ook tot doel om de laatste cd voor te stellen, maar werd eveneens aangekondigd als ‘het beste van de afgelopen 15 jaar’. En Lacrimosa heeft in die tijdspanne heel wat goede dingen gemaakt. Bombastisch en pathetisch, misschien, maar met stijl en muzikale perfectie afgeleverd. De reeds lang meegaande intro werd meteen opgevolgd door Kelch der Liebe, dat goed aangeeft waar Lacrimosa vandaag staat. ‘De hele plaat gaat over de liefde, alleen wilde ik geen liefdesliedjes schrijven in de zin van ‘I love you’’, zei Tilo Wolff over zijn nieuw werk. Daarbij wordt vooral gefocust op de pijn van het afscheid en het leven zonder elkaar.

Und wer fragt nach mir und wer wilt mich hören?
Und wer sicht mir an und wer spricht zu mir?

Und Ich – ich will nicht leben ohne Ziel!
Ein Leben ohne Liebe ist kein Leben!
Ich brauch kein Leben!
Ich brauch nur Dich!
Deiner Körper –
Deine Seele –
Und dein Herz!

Uiteraard is dit tot het alleruiterste gedreven Romantiek. Ook ik kan niet nalaten te denken dat het er vaak ver over is. Maar Tilo Wolff meent het, en hij weet het uitstekend op muziek te zetten. En naarmate het optreden vordert leeft men zich steeds verder in in de toch wel bijzondere wereld van Lacrimosa.

Het geluid valt in het begin nogal tegen - teveel gitaar en te weinig stem -, maar klaart gelukkig snel op. Het eerste hoogtepunt is Alles Luege, al jaren een live-klassieker. Oudere nummers als Tränen der Sehnsucht en Seele in Not hebben nieuwe live-arrangementen gekregen die sterker aansluiten bij de originele studioversies. Van elke plaat worden de sterkste nummers gespeeld, en het blijken er ondertussen al heel wat te zijn. Enkel de vocale capaciteiten van Anne Nurmi blijven mij wat teleurstellen. Op de setlist viel daarentegen weinig aan te merken. Ruim anderhalf uur blijft Lacrimosa oude en nieuwe nummers afwisselen, en de hoogtepunten volgen elkaar op. Het optreden sluit af met het prachtige ‘Stolzes Herz’. Tegen dan had Lacrimosa het publiek helemaal veroverd.

De zaal vroeg uiteraard om meer, en kreeg dat. Ich bin der brennende Komet kon natuurlijk niet ontbreken, en op Ich verlasse heut dein Herz wuift Tilo Wolff met de nodige zin voor drama naar het publiek en verlaat hij het podium, terwijl de groep nog een instrumentale apotheose speelt. Anne en Tilo zullen echter nog eens terugkeren, en dan gebeurt hetgeen waar ik elk optreden heimelijk op gehoopt heb, maar tot nu toe nooit gebeurd is. Opkomende cello’s, een paar noten piano… en daar begint de geniale piano-intro van Das Schweichen. Ik was er tot op heden van uitgegaan dat het nummer gewoon niet gepast was om live te brengen, maar deze versie bewijst het tegendeel. Enkel piano en wat strijkers! Het is onbegrijpelijk dat dit nummer zo lang in de koelkast is blijven steken. Dit was zeker en vast het beste van de afgelopen 15 jaar.

Ekel, der die Welt ergreift
Hass der durch die Herzen fliesst
Verderben das durch die Reihen zieht
Des Menschen edle Reihen
In denen Gleiches nur zu Gleichen steht
Dazwischen eine Kluft sich schlägt
Und Rassen wie Geschlechter trennt
Oh Ekel, der sich der Welt bekennt

Kein Mensch hat es gesehen
Kein Mensch hat es gehört
Kein Mensch wird etwas sagen
Und kein Mensch wird danach fragen
Die ganze Strasse riecht nach Blut
Doch es ist nichts geschehen

Diese Hände zum Beten gefalltet
Diese Hände zum Töten bereit
Diese Hände beten um den Frieden
Diese Hände werden sie in Fesseln legen
Dieser Mund bittet um Gnade
Dieser Mund spricht von Schuld

Dieser Mensch zerbricht und stirbt
Dieser Mensch wird leben
Diese Augen haben es gesehen
Doch diese Augen schliessen sich

Und ungehindert fliesst das Blut
Und das Schweigen wird unerträglich laut

maandag, april 18, 2005

Habemus Papam

Waarde Heren Kardinalen,

Uit goed ingelichte bron heb ik vernomen dat jullie momenteel op zoek zijn naar een nieuwe paus. De traditie wil dat jullie de nieuwe paus onder elkaar en uit jullie groep kiezen. Ik heb jullie echter op televisie kunnen aanschouwen, en ik heb vastgesteld dat de meeste onder jullie de pensioenleeftijd al ruimschoots overstegen hebben. Ik kan me dan ook inbeelden dat jullie met jullie oude dag iets anders willen aanvangen dan aan het roer staan van het zinkend schip dat de katholieke kerk vandaag is.

Dat komt goed uit, want ik heb een uitstekend alternatief. Ik ben momenteel op zoek naar werk en ik zou maar wat graag voor jullie de heilige stoel bestijgen, en jullie zodoende veel kommer en kwel besparen. De functie van paus is mij op het lijf geschreven. Passief toekijken terwijl anderen teksten voorlezen is één van mijn favoriete bezigheden, en zo’n papamobile voor mijn verplaatsingen zou bijzonder goed uitkomen. Ik ben van het mannelijk geslacht en heb geen homo of andere seksuele neigingen. Mijn charismatische uitstraling is dermate groot dat ik in de lokale kroeg de bijnaam Tsjernobyl geniet.

Ik ben katholiek opgevoed en heb een goede kennis van de katholieke geplogenheden (kerstmis, Pasen, ... noem maar op). Tevens heb ik - in de lijn van het oecumenisme van de vorige kerkvader – in België een actie geleid om alle heilige dagen van alle religies als officiële feestdagen te erkennen, een actie die weliswaar maar weinig succes heeft gekend omwille van het aan de macht zijnde van een vrijmetselaarsregering in ons apenlandje. Maar voor het overige hoeft u van mij geen revolutionaire ideeën te verwachten. Als mensen jarenlang hun best hebben gedaan om waardevolle tradities op te bouwen, wat zou ik me dan uitsloven om de dingen te veranderen?

Een hoog loon vraag ik niet. Ik heb begrepen dat maaltijden en inwoonst voorzien zijn en dat mijn reiskosten integraal vergoed worden door het Vaticaan. Dat zal voor een nederig man als mezelve ruimschoots volstaan. Houden jullie er als het jullie belieft rekening mee dat ik elke nacht nood heb aan 10 uur rust, zodat er bij geplande reizen tijd wordt vrijgehouden voor nachtrust en voor het recupereren van de jetlag. Het bijwonen van de ochtendvespers zal om diezelfde reden onmogelijk zijn, maar het is me ter ore gekomen dat steeds meer mensen bezwaren hebben tegen het in stand houden van deze onaangename en bovendien erg zinloze traditie.

Ik denk met deze brief het belangrijkste over mezelf gezegd te hebben, maar indien jullie meer informatie wensen wil ik me best eens komen voorstellen op jullie konklaaf (gelieve dan ook zo’n rode hoed en bijhorend klederdracht te voorzien, zodat ik niet te hard zou opvallen voor de journalisten). Jullie kunnen mij telefonisch bereiken op 0494/68.36.52.

Met de hoogste achting,

Joop de milde misantroop.

vrijdag, april 08, 2005

Einstuerzende Neubauten - 25th anniversary show

‘Nur eine Frage. Sind die Volkanen noch tätig?’, zongen Einstuerzende Neubauten gisteren in de Ancienne Belgique in Brussel. En of! Na 25 jaren bruisen de Neubauten nog altijd van de energie. Ze vieren dit met een tournee waarin ze het beste van die afgelopen 25 jaren spelen. ‘Our greatest failures’, noemde Blixa Bargeld het, want in de tijd wou niemand ernaar luisteren. ‘Jullie ook niet’, sneerde hij het publiek toe, maar daarna zou hij een ganse avond zijn best doen om iedereen te behagen. Niet dat hij daarin slaagde. Op de rij achter mij hoorde ik regelmatig negatieve commentaar. ‘Tu n’aimes pas? … Oui, c’est un peu special.’ Ikzelf was daarentegen sterk onder de indruk.

Het optreden stak van wal met Yü-Gung, uit de doorbraakplaat ½ Mensch en daardoor jarenlang een vaandelnummer van de Neubauten. Daarna Haus der Luege, volgens Blixa Bargeld een nummer op de index van het vaticaan. Het nummer bezingt het huis van de mensheid, volledig uit leugens opgetrokken. Elke verdieping legt een hogere vorm van leugens bloot. Op het eerste verdiep wonen de doven die geloven wat ze horen en de blinden die geloven wat ze zien, een verdiep hoger zitten de schriftgeleerden, dan de architect… Op het dak leeft God, maar die schiet uit wanhoop een kogel door zijn hoofd. Dan kan men beginnen aan de bouw van een nieuwe verdieping. Zwarte gal.

YouMe & MeYou blijft live een overweldigende ervaring. Het nummer is gebaseerd op een stukje percussie op kunststoffen waterleidingen. De waterleidingen zijn op verschillende lengtes afgezaagd, zodat ze verschillende tonen voortbrengen. Voeg nog wat bas, slide-gitaar en strijkers toe en bovenal een wederom sterke tekst van Bargeld over geliefden die hun wensen op elkaar projecteren, en je komt een hoogtepunt uit het optreden uit. ‘They defend each other against the past / if the future isn’t bright, at least it’s colourful / so burn the ship come spring’. Zwarte gal. Melancholie.

Een Neubauten-concert woon je natuurlijk ook bij om de instrumenten eens te zien die ze in de loop der jaren bijeen geknutseld hebben. Naast het hele metaalassortiment – platen, staven, tandwielen, olievaten, veringen – waren er aircompessors die lucht bliezen doorheen lange buizen van verschillende lengtes (Ich gehe yetzt) of door een constructie van draaiende plastic flessen (Perpetuum Mobile). En dan is er de stem van Blixa Bargeld die regelmatig door merg en been snijdt. Vergelijk het met het geluid van krassende nagels op een bord, maar dan veel sterker. Nick Cave verwoordde het ooit als volgt: ‘Het was een geluid dat ik nog nooit had horen komen van een volwassen mens. Het klonk meer als gewurgde katten of mishandelde kinderen.’

In het tweede deel beloofden de Neubauten om wat oude nummers te spelen, op historische instrumenten. Dat zijn de instrumenten die na al die jaren nog roestvrij zijn, zo konden we op de aankondiging van het optreden lezen. Eerst schalde Zehnzucht door de luidsprekers en daarna kregen we een minutenlange improvisatie met een winkelkarretje in de hoofdrol – de ‘special guest’ die ons beloofd was, klaarde Alexander Hacke toe. ‘Mais qui est-ce qui a inventé ça’, hoorde ik verontwaardigd achter mij. Daarna nog Draussen ist fiendlich en Kalte Sterne. Liefhebbers van de vroege Neubauten werden behoorlijk verwend. Z.N.S. werd voor deze tournee voor de eerste maal uit de oude doos gehaald. De groep had het nummer nooit live gespeeld, maar omdat het hoog stond in de lijstjes van liedjes die de fans graag wilden horen, besloot de groep om het nummer te leren spelen. ‘Nu begrijpen we pas hoe het nummer in elkaar steekt’, grapte Bargeld.

Het optreden sloot af met een twintig minuten lang nummer dat later op een cd zal verschijnen voor de geabonneerden van neubauten.org. In 2002 besloot de groep, deels uit geldgebrek en deels uit experimenteerdrift, om de opnames van hun nieuwe plaat te laten financieren door bijdragen van hun fans. Die zouden in ruil toegang krijgen tot de website en een exclusieve cd ontvangen met bonusnummers die niet elders te verkrijgen zijn. Het resulteerde in Perpetuum Mobile, een conceptplaat over reizen en beweging die tot het beste van de groep gerekend kan worden. De supporters kregen een aparte cd met een aantal onuitgegeven nummers. Wel lieten de Neubauten – in tegenstelling tot de gemaakte beloftes – de fans nog eens naar de winkel lopen om de volledige cd te kopen, wat naast de hoge prijs de reden is waarom ik me niet heb aangesloten bij het nieuwe project dat momenteel loopt.

Geldgewin lijkt vandaag een imminent deel uit te maken van de Neubauten. Ze mogen dan al jarenlang in kartonnen dozen hebben geslapen, vandaag proberen ze uit alles munt te slaan. Aan de stand kon je een hoop prullaria aankopen voor behoorlijk hoge prijzen. Verschillende producten zijn zogezegd exclusief te verkrijgen op deze tournee, maar men kan er gif op innemen dat ze binnenkort ook in de winkel of op de site van de Neubauten verkocht worden. Naast neubauten.org bestaat nu ook Musterhause, wederom een betalende website met exclusief materiaal van ‘de meer experimentele kant van de Neubauten’. Zelfs voor een doorwinterde Neubauten-fan als mezelf wordt het allemaal wat te veel van het goede. Maar ik wil niet zaniken, zolang er mensen zijn die er met vreugde hun geld aan willen besteden vind ik het allemaal goed. En toegegeven, ik heb zelf ook weer een behoorlijk bedrag opgedaan aan die stand.

Laat mij echter niet met deze kritische opmerking eindigen. Ik zag gisteren een ijzersterk optreden van een ijzersterke groep, na 25 jaar nog altijd origineel en roestvrij. Laat ons hopen dat ze ons nog meer van hun uitstekend werk laten genieten.

woensdag, maart 23, 2005

Turkije tussen islam en secularisme

Toen Colin Powell in april vorig jaar tijdens een televisiedebat zei dat Turkije een ‘islamistische republiek’ was, schrok hij wellicht van de heftige reacties. ‘Turkije is een seculiere en democratische staat’, antwoordden de Turken, en dit sinds de oprichting van de Turkse Republiek in 1923 door Mustafa Kemal Atatürk. Islamitische politieke bewegingen hebben het vaak zwaar te verduren gehad in Turkije, maar sinds 2002 heeft de islamitische partij AKP er net geen tweederde meerderheid. De ironie van de geschiedenis wil dat net deze partij, die uit een fundamentalistische en antiwesterse traditie komt, nu Turkije in de Europese Unie probeert binnen te loodsen en democratische hervormingen doorvoert.

Aan het begin van de twintigste eeuw is het Ottomaanse Rijk - dat dan nog een belangrijk deel van het Arabische schiereiland en delen van Algerije en Zuidoost-Europa omvat - in verval. Het heeft een aantal belangrijke militaire nederlagen geleden, is heel wat gebied verloren en heeft een enorme technologische en militaire achterstand ten aanzien van het westen. Het is in die context dat een jonge Ottomaanse officier, Mustafa Kemal, zich aansluit bij een geheime organisatie van hervormingsgezinde officieren, Vatan, wat zoveel betekent als Vaderland.

Later zou hij zich ook bij het Comité voor Eenheid en Vooruitgang voegen, een organisatie die ook bekend staat als de Jonge Turken en in 1908 de macht grijpt in het Ottomaanse Rijk. Onder Duitse invloed schaart het Ottomaanse Rijk zich in de Eerste Wereldoorlog aan de kant van de asmogendheden. Mustafa Kemal laat zich hierbij opmerken als officier, door een aantal belangrijke overwinningen te behalen op de geallieerde legers.

De asmogendheden, waaronder het Ottomaanse Rijk, verliezen de Eerste Wereldoorlog, en de toenmalige sultan Mehmet VI kan niet anders dan het Verdrag van Sèvres tekenen, waarin hij grote gebieden van het Rijk afstaat. Kemal zou zich van dan af inzetten om het Turkstalige hart van het uiteenvallende Ottomaanse Rijk één te houden. Hij richt, tegen de wil van de sultan en het verdrag van Sèvres in, een eigen leger op om de Grieken de verdrijven uit Anatolië. Vanuit Ankara neemt hij de macht over en zet hij een voorlopig parlement op dat de Ottomaanse regering en het verdrag van Sèvres verwerpt.

Oprichting Turkije
Op 23 oktober 1923 wordt de Turkse Republiek uitgeroepen. Kemal begint hervormingen door te voeren die van Turkije een modern en westers georiënteerd land moeten maken en die de invloed van de Islam in het publieke leven moeten inperken. Het afschaffen van het kalifaat moet symbool staan voor de hervormingen. De functie van Sheik-al-Islam, een soort paus van de islam, wordt erdoor afgeschaft. Voor het eerst in de geschiedenis doet niemand aanspraak op de titel van geestelijke leider van de Islam.

De sharia, de islamitische wetgeving, wordt vervangen door het burgerlijk recht, het onderwijs wordt geseculariseerd, de polygamie afgeschaft, de vrouw krijgt gelijke rechten,… Kemal doet geen concessies aan de traditionalisten. Hij verwestert zelfs de kledingsdracht, de kalender en het alfabet. Hij neemt ook het westerse gebruik over om iedereen een familienaam toe te wijzen. Het parlement mag Kemal een achternaam geven. Dat wordt Atatürk of Vader van de Turken. Atatürks hervormingen zijn er echter niet op gericht de Islam helemaal uit het publieke leven te verwijderen. Zijn gedachtegoed is in de eerste plaats nationalistisch, en de Islam vindt daarin zijn plaats als een onderdeel van de Turkse identiteit, ondergeschikt aan de staat.

De seculiere hervormingen van Atatürk ontlokken tegenreacties. In 1925 komen de Koerden in opstand, onder meer om het kalifaat te herstellen en de seculiere hervormingen van Atatürk terug te schroeven. Atatürk treedt ferm op. De opstand wordt de kop ingedrukt en de Koerden krijgen het zwaar te verduren. Massale deportatie en een verbod van de Koerdische taal zijn hun deel. Onder de opstand worden ook alle oppositiepartijen verboden.

In 1926 pleegt een tegenstander van de hervormingen van Atatürk een moordaanslag, maar die mislukt. Later zal Atatürk, die ondanks zijn autoritair bewind altijd het doel van een meerpartijenstaat trouw zou zijn gebleven, nog experimenteren met het toelaten van een oppositiepartij en met vrije verkiezingen op lokaal vlak, experimenten die snel stopgezet werden. Atatürk sterft in 1938.

Islamitische fundamentalisten beschouwen Atatürk tot op de dag van vandaag als hun absolute vijand. Als Bin Laden in zijn eerste videoboodschap na de aanslagen van 11 september spreekt over de ‘tachtig jaar van vernedering en schande’ die ‘de Islamitische natie’ heeft doorstaan, dan verwijst hij naar het verval van het laatste kalifaat, dat hij graag terug zou oprichten van Andalusië tot China. Vorig jaar werd Metin Kaplan - ook bekend als de kalief van Keulen, omdat hij het kalifaat vanuit deze stad wil heroprichten - aangehouden en uitgeleverd aan Turkije omwille van het plannen van een aanslag op het graf van Atatürk met een vliegtuig vol explosieven.

Democratie?
Het zou nog tot na de Tweede Wereldoorlog duren, tot 1950, vooraleer er in Turkije een meerpartijensysteem ontstaat. Tijdens het grootste deel van de Tweede Wereldoorlog is Turkije, ondanks zware druk van de asmogendheden, neutraal gebleven. Pas in april 1945 sloot Turkije zich aan bij de geallieerden, wat de Turken het lidmaatschap van de V.N. opleverde. Door de gespannen verhouding met de Sovjet-Unie, omwille van de controle over de Bosporus, gaat Turkije zich steeds meer tot het westen richten, wat in 1951 leidt tot toetreding tot de NAVO.

Hoewel formeel een democratie, blijft het Turkse regime autoritair en blijft vooral de greep van het leger op het politieke leven in Turkije erg belangrijk. In 1950 haalt de Democratische Partij, de belangrijkste oppositiepartij en een afscheiding van de 'kemalistische' CHP of Republikeinse Volkspartij, de absolute meerderheid. De Democratische Partij voert een autoritair beleid waarin de persvrijheid sterk beknot wordt en streng opgetreden wordt tegen opposanten. Als de partij in 1960 alle politieke activiteiten buiten het parlement verbiedt en een onderzoek naar de oppositie start, grijpt het leger de macht. Ze ontbindt de Democratische Partij op grond van het schenden van de grondwet en het vestigen van een partijdictatuur. In 1961 komt er een nieuwe grondwet, die de pers, de universiteiten en de rechterlijke macht nieuwe rechten geeft.

Erbakan
In de jaren ’60 treedt een nieuwe politieke figuur op de voorgrond. Zijn naam is Necmittin Erbakan. Hij komt uit Konya, een bolwerk van religieus conservatisme in Turkije, en is de zoon van één van de laatste islamitische rechters onder het Ottomaanse Rijk. Hij zal de hoofdrol spelen in de opkomst van de politieke islam in Turkije gedurende de volgende drie decennia. Erbakan wordt in 1969 als onafhankelijke verkozen in het Turkse parlement. Daarvoor was hij lid van de Gerechtigheidspartij, de opvolger van de Democratische Partij die in 1960 van de macht verdreven was. De Democratische Partij was zich sindsdien steeds meer gaan verzetten tegen het kemalisme – de nationalistische ideologie van Atatürk - en het secularisme van de Turkse staat. In 1970 richt Erbakan zijn eigen partij op, de Nationale Orde Partij.

Erbakan heeft zijn politieke ideeën theoretisch onderbouwd, en noemt zijn gedachtegoed de Milli Gorus of Nationale Visie. Deze is erop gericht van Turkije een nieuw systeem en zelfs een nieuwe beschaving te maken, gebaseerd op islamitische principes, die het zou opnemen tegen de westerse beschaving. Hij beschouwt het Turkse secularisme als een systeem dat door een minderheid opgelegd wordt aan de moslimmeerderheid in Turkije. Internationaal wilt Erbakan alle banden verbreken met het imperialistische westen en Israël en hij schrikt er in zijn redevoeringen niet voor terug om de problemen van de Turkse economie of zelfs de Europese Unie af te schilderen als het gevolg van een zionistisch wereldcomplot.

Machtsgrepen
In 1971 grijpt het leger nogmaals de macht. Erbakans Partij van de Nationale Orde wordt verboden omdat ze een theocratie zou nastreven. Erbakan gaat op exil naar Zwitserland, maar keert in 1972 terug en sticht de Nationale Heilspartij. Daarmee slaagt hij erin om in 1974 eerst vice-premier en dan premier te worden. Het einde van de jaren ’70 is politiek instabiel. Regeringen komen en gaan in steeds wisselende coalities, waarin Erbakans partij meestal vertegenwoordigd is. Het geweld neemt van alle kanten toe. De extreemrechtse Grijze Wolven plegen aanslagen op links en de oppositie, en ook extreemlinke stadsguerrilla’s plegen heel wat aanslagen. In Koerdistan richt Öcalan de Koerdische guerrillabeweging PKK op.

In 1979 vallen meer dan 1500 doden bij politiek geweld. In 1980 loopt het aantal politieke moorden in Istanbul en Ankara op tot 200, roepen de Grijze Wolven stadsdelen die onder hun controle zijn uit tot ‘vrije zones’ en roept de linkse burgemeester van Fatsa een marxistische vrijstaat uit. De MSP van Erbakan laat de regering vallen omwille van de pro-westerse koers, en organiseert daarna een massabetoging in Konya waarin een totale breuk met het westen en Israel geëist wordt, evenals de terugkeer naar een islamitisch bewind. Zes dagen na Erbakans betoging grijpt het leger de macht. Het leger ontbindt het parlement, verbiedt alle politieke partijen en laat duizenden politieke figuren uit alle strekkingen arresteren, waaronder Erbakan.

Refah
In 1982 wordt een nieuwe grondwet opgesteld. Politici van het oude regime, zoals Erbakan, mogen voor 10 jaar geen politieke activiteiten uitoefenen. In 1986 wordt dat verbod opgeheven en wordt Erbakan voorzitter van de in 1984 opgerichte Refah- of Welvaartspartij. In de jaren ’90 gaat het Refah voor de wind. Bij gemeenteraadsverkiezingen in 1994 haalt ze 18,4% van de stemmen en kan ze 28 burgemeesters leveren, waaronder die van Ankara en Istanbul. Bij de parlementsverkiezingen van 1995 haalt ze 21,3% en wordt daarmee de grootste fractie in het parlement. Het succes van de partij valt naast de islamitische revival ook te verklaren door het oncorrupte imago en het sociaal basiswerk van Refah.

In 1997 wordt Erbakan premier van Turkije. In zijn campagne fulmineerde Erbakan opnieuw tegen het judeo-christelijke Europa, wou hij uit de NAVO stappen en alle banden met Israël afbreken. Erbakan voert niets van dit programma uit, maar zijn regering wordt door leger en oppositie met argusogen gevolgd. Ook binnen zijn partij krijgt Erbakans stijl kritiek. Een jongere generatie wilt breken met de provocerende en autoritaire stijl van Erbakan en wil zich verzoenen met de seculiere meerderheid in Turkije en zelfs met het Turkse leger.

De regering staat onder sterke druk van het leger, dat een islamisering van Turkije wil verhinderen. Bezoeken van Erbakan aan Iran en Libië worden beschouwd als een breuk met de westers georiënteerde traditie van Turkije. Een dertigtal parlementariërs van coalitiegenoot DYP lopen over naar de oppositie en de regering moet aftreden. Deze gebeurtenissen worden wel eens beschouwd als een ‘fluwelen putsch’ of een ‘postmoderne staatsgreep’. Het leger publiceert kort na de val van de regering een memorandum waarin het islamisme omschreven wordt als de grootste bedreiging voor de Turkse staat.

In 1998 wordt Refah buiten de wet gesteld wegens het bedreigen van het seculier karakter van Turkije. Erbakan mag vijf jaar lang geen politiek bedrijven. Gewezen Refah-partijleden richten de Partij van de Deugd op, die op zijn beurt in 2000 verboden wordt. Leden van die partij hadden op dat verbod geanticipeerd door de AKP (Gerechtigheid en Ontwikkelingspartij) op te richten. Deze beweging distantieert zich van Erbakans Milli Gorus-ideologie en wil een meer pragmatische en moderne koers varen. Ongeveer gelijktijdig wordt ook de Saadet Partisi opgericht, die wel trouw blijft aan het Milli Gorus-gedachtegoed.

Absolute meerderheid
In 2002 haalt de AKP de absolute meerderheid in Turkije. De versplintering van de andere partijen in combinatie met de kiesdrempel van 10% maakt dat de AKP net geen tweederde meerderheid haalt, met de kemalistische CHP als enige oppositie. Omdat Erdogan, de eigenlijke leider van de partij, veroordeeld is wegens een toespraak waarin hij gelovigen als ‘onze soldaten’ en minaretten als ‘onze bajonetten’ omschreef, moet Abdullah Gül een paar maanden de functie van premier vervullen. Vanaf de eerste dagen van de AKP-regering is de veranderde koers duidelijk. De AKP roept de toetreding tot de Europese Unie uit tot haar eerste prioriteit, een ideaal dat in totale strijd staat met de ideeën van Erbakan. AKP-kopstukken voeren een charmeoffensief uit om Europese leiders ervan te overtuigen dat ze geen fundamentalisten zijn, maar gematigde moslims die de scheiding van kerk en staat eerbiedigen.

Erdogan gebruikt de Europese Unie ook voor de binnenlandse politiek. De toetreding komt goed uit om de harde lijn binnen zijn partij in te tomen en om de wantrouwerige Turkse elite en het leger achter hem te krijgen. De toetreding wordt door de AKP-leiding zelfs beschouwd als een middel om hun oude vijand, de kemalistische ideologie, te bestrijden. Zo beschouwen ze de Europese visie op godsdienstvrijheid als een middel om de onderdrukking van de Islam, zoals het verbod op het dragen van een hoofddoek in universiteiten of het verbieden van islamitische partijen, ongedaan te maken. De partij staat ook te springen om hervormingen rond democratie en mensenrechten door te voeren en om de rol van het leger in te dijken, thema’s die hoog op hun agenda staan door de geschiedenis van vervolging van hun beweging.

Gematigd?
Is de gematigde koers die de AKP vaart ingegeven door pragmatiek of door een ware verandering van hun programma? Van Abdullah Gül weten we dat hij al lang een dissident was die de islamitische beweging gematigder wou maken. Van Erdogan weten we dat hij in zijn jeugd een extreme islamist was, maar dat hij zich later als de hervormer heeft ontplooit die de pragmatische en moderne koers heeft ingezet. De AKP zelf vergelijkt zich het liefst met de Duitse christen-democraten: religieus, conservatief en rechts. Het wetsvoorstel om overspel strafbaar te maken, dat onlangs onder druk van de Europese Unie afgevoerd werd, laat uitschijnen hoe men dat moet interpreteren. Maar over één evolutie valt alvast niet te twijfelen: in tegenstelling tot haar voorgangers is de AKP vastbesloten om Turkije een plaats te geven in de Europese Unie.

Halen de verkiezingen Zimbabwe uit het internationale isolement?

Met Zimbabwe gaat het niet zo goed. De uithaal van de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Condoleezza Rice, die Zimbabwe als een voorpost van de tirannie bestempelde, is slechts de laatste uiting van het internationale isolement waarin het land zich sinds 2002 bevindt. Toen hadden de verkiezingen tot heel wat internationaal protest geleid. Ondertussen ligt de Zimbabwaanse economie in puin, leidt het land onder voedselschaarste en zijn er miljoenen vluchtelingen die de buurlanden trachten te bereiken. Ontwikkelingshulp krijgt Zimbabwe nog nauwelijks omwille van de corrupte reputatie van het bewind. De verkiezingen van maart 2005 bieden een kans om het isolement te doorbreken. Maar kan men een regering die in het verleden alle democratische regels aan de laars lapte, vertrouwen om deze keer vrije verkiezingen te houden?
De politieke en economische situatie in Zimbabwe is sinds 2000 enorm achteruit gegaan. De Movement for Democratic Change (MDC), in 1999 gesticht door vakbondsmilitanten, bedreigde toen voor het eerst de ijzeren greep van de ZANU-PF van president Mugabe. Mugabe verloor een referendum over een grondwetwijziging omwille van de oproep van de MDC om tegen te stemmen en in de parlementsverkiezingen dat jaar haalde de MDC 57 zetels binnen, tegenover 62 voor de ZANU-PF. Ondanks dit resultaat zijn de verkiezingen volgens de MDC niet correct verlopen. Ze diende klachten in over het verloop van de verkiezingen in 37 kiesdistricten, klachten die vandaag nog steeds niet tot één uiteindelijk verdict geleid hebben.

Maar het zijn de gemeentelijke en presidentsverkiezingen van 2002 die Zimbabwe echt geïsoleerd hebben. Naarmate de verkiezingen naderden, nam het geweld tegen MDC-aanhangers toe. De waarnemers van de Europese Unie werden door Mugabe nog voor de verkiezingen naar huis gestuurd. Bij lynchpartijen van oppositieleden bleef de politie afzijdig. In streken waar de oppositie sterk stond, waren de verkiezingen slecht georganiseerd en als klap op de vuurpijl werden een hoop oppositiefiguren gearresteerd. Oppositieleider Tsvangirai kreeg een proces wegens landverraad, maar werd intussen vrijgelaten.

Internationaal protest
De internationale gemeenschap reageerde heftig, des te meer daar de onteigeningen van blank landbouwgebied door de regering tot gewelddadige uitspattingen leidden, waarbij de politie eens te meer afzijdig bleef. De Commonwealth, de unie van voormalige Britse kolonies, schrapte Zimbabwe voor twaalf maanden. Toen de Commonwealth de schrapping in 2003 voor onbepaalde tijd wou verlengen, stapte Zimbabwe uit eigen beweging op.

De Europese Unie besloot na de verkiezingen van 2002 om sancties te nemen tegen Zimbabwe. 95 ZANU-PF-prominenten kregen een visaverbod en hun eigendommen in Europa werden bevroren. Er werd een wapenembargo uitgevaardigd. Europese ontwikkelingshulp werd opgeschort, behalve voor projecten die directe steun naar de bevolking leveren. Het tekenen van belangrijke verdragen werd uitgesteld. Een aantal maatregelen werden in ACP-verband uitgevaardigd. ACP staat voor ‘Afrika, Caribbean & Pacific’ en bundelt een aantal voormalige Europese kolonies die met Europa een samenwerkingsverband afgesloten hebben.

Zimbabwe werd het eerste land dat gesanctioneerd werd in het kader van het akkoord van Cotonou, het akkoord dat door de Europese Unie en de ACP-landen werd ondertekend in 2000 en dat regels voor goed bestuur en democratie inhield. De E.U. nam echter geen economische sancties tegen Zimbabwe, oordelend dat de sancties enkel het regime mochten treffen en niet de bevolking.

ACP
Toen Zimbabwaanse leiders in november 2002 aanwezig wilden zijn op de gezamenlijke zitting van het Europees parlement met vertegenwoordigers van de ACP-landen leidde dit tot een incident. België had voor de gemeenschappelijke vergadering visa’s toegekend aan twee ministers die op de zwarte lijst van de Europese Unie stonden. De voorzitter van de gemeenschappelijke zitting, de Brit Glenys Kinnock, protesteerde fel en verklaarde dat de twee niet toegelaten zouden worden op de zitting. De ACP-landen vreesden dat dit een precedent zou worden waarbij de Europese Unie unilateraal zou beslissen wie ze geschikt zouden achten om de zittingen bij te wonen. De zitting werd uiteindelijk geschorst. Zimbabwe beloofde naderhand om geen personen van de zwarte lijst meer af te vaardigen.

In 2004 dreigde hetzelfde incident zich te herhalen toen Zimbabwe voor de gemeenschappelijke zitting alweer een minister uit de zwarte lijst van de E.U. afvaardigde, Kumbirai Kangai. De christen-democratische fractie dreigde de zitting te boycotten. Uiteindelijk kon de Zimbabwaanse ambassadeur inspringen voor Kangai en vond de zitting gewoon plaats. Binnen de E.U. zijn wel spanningen gerezen tussen Groot-Brittannië en Nederland, voorstanders van een harde aanpak van Zimbabwe, en Frankrijk en Portugal, die een meer soepele aanpak verdedigden.

Geen hulp
Ook de V.N. bekritiseerden de verkiezingen van 2002 bij monde van Kofi Annan en Mary Robinson, de V.N.-commissaris voor mensenrechten. Later, in het rapport ‘Striving for Good Governance in Afrika’ van oktober 2004, bekritiseerde de Economische Commissie voor Afrika van de V.N. het electorale systeem in Zimbabwe, en formuleerde ernstige twijfels bij de wil van de Zimbabwaanse regering om de rechtsstaat te respecteren. In het onlangs verschenen V.N.-rapport ‘Investing in Development’, dat de investeringen wou bepalen om de Millenium-doelstellingen te behalen die in 2000 door wereldleiders vastgelegd werden, wordt Zimbabwe opgenoemd in de lijst van landen die geen grootschalige hulp mogen krijgen omdat ze beticht worden van grove schendingen van de mensenrechten.

Al dat protest lijkt Mugabe niet te deren. Ondanks de kritiek werden wetten gestemd die de werking van de onafhankelijke pers en NGO’s moeilijker maken. Sinds in 2002 een wet is gestemd ter bescherming van de privacy, zijn er meer dan dertig journalisten gearresteerd. De krant The Daily News moest sluiten na een procedurekwestie omtrent de privacywet, die ze voor een rechtbank wou aanvechten.

NGO’s opereren er moeizaam. Buitenlandse NGO’s als Amnesty International zijn er niet meer welkom, en ook buitenlandse steun aan Zimbabwaanse NGO’s is verboden. De regering kan zich middels een speciaal opgerichte NGO-raad rechtstreeks mengen in de werking van de NGO’s.

Zuid-Afrika
Maar Zimbabwe is niet volledig geïsoleerd. Het heeft ook bondgenoten, vooral in Afrika. Landen als Zuid-Afrika en Nigeria aanvaardden wel de verkiezingsuitslag van 2002. De Zuid-Afrikaanse president Mbeki klaagde over de vooringenomenheid van de Commonwealth ten aanzien van Zimbabwe en bekritiseerde ook de sancties die de E.U. uitvaardigde. In Afrika wordt de kritiek op Zimbabwe nogal gemakkelijk geweten aan racisme of neokolonialisme.

Zuid-Afrika is altijd nauw verbonden geweest met Zimbabwe omwille van de gemeenschappelijke strijd tegen de apartheid in de jaren ’60 en ’70. Sinds Zimbabwe in 1980 haar eigen apartheidsregime omver wierp, heeft het geen moeite gespaard om het ANC in Zuid-Afrika te steunen in haar strijd.

Zo valt te verklaren dat de Zuid-Afrikaanse president Thabo Mbeki weinig druk uitoefent op Mugabe, alhoewel iedereen het erover eens is dat een fermere houding van Zuid-Afrika Zimbabwe onmiddellijk tot toegevingen kan dwingen. Mbeki zelf zegt dat hij ‘stille diplomatie’ uitoefent om Zimbabwe respect voor democratische regels bij te brengen.

Maar de crisis in Zimbabwe heeft nu ook gevolgen voor Zuid-Afrika. Zo’n drie miljoen Zimbabwaanse vluchtelingen verblijven momenteel in Zuid-Afrika. Zuid-Afrika en Mozambique nemen nu maatregelen tegen de toestroom van Zimbabwaanse vluchtelingen en beperken hun elektriciteitsleveringen omdat Zimbabwe niet in staat is om haar achterstallige rekeningen te betalen.

Er gaan in Zuid-Afrika steeds meer stemmen op voor een strengere houding ten aanzien van Zimbabwe. De conferentie van Zuid-Afrikaanse katholieke bisschoppen deed een oproep hiertoe en de brutale uitwijzing van een Zuid-Afrikaanse vakbondsdelegatie heeft binnen het ANC veel debat teweeggebracht.

Onafhankelijkheid
Het zag er nochtans goed uit toen Zimbabwe in 1980 onafhankelijk werd. Toen nam de ZANU-PF van Robert Mugabe de macht over van het apartheidsregime van Ian Smith. Onder Smith noemde het land Rhodesië, naar de ontdekkingsreiziger die het land ontdekte, en was het internationaal volledig geïsoleerd geraakt. Een burgeroorlog met zwarte onafhankelijkheidsbewegingen, waaronder die van Mugabe, en een tussenkomst van Groot-Brittannië maakten in 1979 een eind aan 15 jaar apartheidsregime.

Mugabe nam de macht over in een land dat veel mogelijkheden bood. Het land had een florerende tabaksteelt, een goede infrastructuur en een bloeiende landbouw. Begin jaren ’80 had Zimbabwe een economische groei van 5,6% en begon het aan grootschalige sociale projecten, waaronder de expansie van het aantal scholen. Maar tegen eind jaren ’80 vertraagde de groei. De overheidsuitgaven om de sociale projecten en het leger te bekostigen liepen hoog op. In 1990 legt het IMF Zimbabwe een Structureel Aanpassingsprogramma op, maar dat pakte anders uit dan verwacht. De armoede bleef toenemen. In 1994 leefde 40% van de bevolking onder de armoedegrens. In 2002 was dat cijfer opgelopen tot 75%.

Landherverdeling
En dan was er de landshervorming. Tijdens het kolonialisme en het apartheidsregime was de quasi-totaliteit van de landbouwgrond in blanke handen gekomen. Er waren in de jaren ’80 en ’90 herverdelingsprogramma’s geweest, maar desondanks bleef het land voor een groot deel in de handen van blanke landbouwers. Het Lancaster House Agreement, het akkoord dat tot stand was gekomen aan het einde van de onafhankelijkheidsstrijd van Zimbabwe in 1979, beschermde het bezit van blanke boeren en voorzag dat de herverdeling van land gepaard moest gaan met compensaties.

Toen dat akkoord in 1989 op zijn eind kwam, zag de regering zijn kans om een stap verder te gaan in de landhervormingen. De grootgrondbezitters konden nu verplicht onteigend worden, op voorwaarde dat ze gecompenseerd werden. Verschillende internationale actoren waren bereid fondsen vrij te maken om de landhervormingen te financieren.

In 2000 stelde Mugabe een programma voor van onteigeningen zonder compensaties. Mugabe stond onder zware druk van zijn achterban, en daarin vooral van de veteranen van de onafhankelijkheidsoorlog. Critici zeggen dat de landhervormingen ook tot doel hadden om de electorale basis van de ZANU-PF te verstevigen tegen de opkomende MDC. Er wordt Mugabe onder meer verweten dat de herverdeling in de eerste plaats ten voordele kwam van ZANU-PF-leden en veteranen van de onafhankelijkheids-strijd.

Deze veteranen zagen de onteigeningen van land als een voortzetting van hun strijd. Zij koesterden ook wrokgevoelens ten aanzien van de MDC, die in het verleden belastingsverhogingen afgeblokt hadden ten voordele van de veteranen, en een grondwetswijziging hadden tegengehouden die onteigeningen zonder compensatie mogelijk zou maken. Zij speelden een belangrijke rol in de gewelddadige intimidatie van blanke boeren en MDC-aanhangers in 2002.

De landhervorming had catastrofale gevolgen. De voedselproductie bedroeg in 2003-2004 maar 51% van het niveau van 2000. Na de landhervorming was de productie van grootschalige commerciële boerderijen slechts één tiende van de productie in de jaren ’90. Er ontstonden grote voedseltekorten, en Zimbabwe, dat vroeger haar landbouwproducten exporteerde naar heel de regio, moest enorme hoeveelheden voedsel importeren om een hongersnood af te wenden.

Nieuwe verkiezingen
De ZANU-PF van Mugabe schrijft nu nieuwe verkiezingen uit voor maart. Die beslissing is genomen zonder overleg met de oppositie. De ZANU-PF streeft ernaar om een tweederde meerderheid te halen, zodat ze ook de grondwet zou kunnen herschrijven. Na lang aarzelen heeft de belangrijkste oppositiepartij MDC aangekondigd dat ze aan de verkiezingen zou deelnemen. Toch blijft de MDC erbij dat de verkiezingen niet in overeenstemming zijn met de protocollen van de SADC (Southern African Development Community) die Zimbabwe ondertekend heeft. Zo kan de regering alle openbare manifestaties verbieden. Op basis van deze wet werd Ian Makona, de leider van de campagne van MDC, onlangs gearresteerd op een meeting voor de kandidaten van de MDC. Om verdere arrestaties te vermijden gaat de MDC van huis tot huis, en vermijden ze om publieke manifestaties te organiseren. Er zijn ook klachten dat de registratie van kandidaten bemoeilijkt wordt.

Vrije verkiezingen zullen de sociale en economische problemen van Zimbabwe niet oplossen, maar ze zijn wel noodzakelijk om het internationaal isolement te doorbreken en de regering terug legitimiteit te geven. Maar de vraag is natuurlijk in hoeverre deze verkiezingen vrij zullen verlopen. Zimbabwe heeft al aangekondigd dat het de waarnemers uit de Europese Unie en de Verenigde Staten niet zal toelaten. Een rapport van de International Crisis Group stelde dat het best mogelijke resultaat een verkiezing is die ‘correct verloopt op de dag zelf, maar diep wordt ontsierd door de maandenlange ondemocratische praktijken’.