Een volledig verzonnen document, voor een groot deel geplagieerd uit een niet verbandhoudend werk, werd een inspiratiebron voor antisemieten over de hele wereld. ‘De Protocollen van de Wijzen van Zion’ zijn wellicht de beroemdste poging om de wereld te overtuigen van een joods complot om de wereldheerschappij te verkrijgen. Will Eisner heeft een strip gemaakt over het ontstaan en het levensverhaal van deze vervalsing. Het zal gelden als het testament van Eisner, die een maand na het afwerken van de strip zou heengaan, op 3 januari 2005.
Eisner laat een groot oeuvre na. En een naam. De Eisners, de jaarlijkse stripprijzen in de Verenigde Staten, zijn naar hem genoemd. Hij begon met het tekenen van strips in de jaren ’30, en lag in de jaren ’70 aan de basis van de beeldroman of ‘Graphic novel’, een stroming die het stripverhaal wou onttrekken aan de superhelden en kindverhalen en er diepgaandere onderwerpen en verhaaltechnieken in wilde verwerken. Met ‘The Plot. The Secret Story Of The Protocols Of The Elders Of Zion’ wou Eisner het stripmedium gebruiken om de antisemitische vervalsing en haar gevolgen aan een groot publiek duidelijk te maken.
Eisner groeide op tijdens de grote depressie, de achtergrond voor veel van zijn werk, waaronder zijn meesterwerk ‘A Life Force’ (‘Levenskracht’ in het Nederlands). Het was een tijd waarin het antisemitisme welig tierde, In Duitsland, in Rusland, maar in mindere mate ook in de Verenigde Staten. De joodse Eisner was als gevolg al sinds zijn jeugd geïnteresseerd in de wijze waarop antisemieten hun haatdragende boodschap verspreidden. In deze jarenlange zoektocht kwam hij op de website van Radio Islam een volledige versie van de Protocollen van de Wijzen van Zion tegen, en begon die te lezen.
Het Heilig Broederschap
De Protocollen zijn hoogstwaarschijnlijk het werk van Mathieu Golovinski, een Russisch immigrant die in Frankrijk verbleef aan het begin van de 20e Eeuw. Golovinski was geboren in een aan lagerwal geraakte aristocratische familie in Rusland. Reeds in zijn studententijd fabriceerde hij documenten voor de politie, voor gebruik in strafzaken. Zijn talenten werden erkend door graaf Dashkov en hij sloot zich aan bij het Heilig Broederschap, Dashkovs orthodox-conservatieve en antisemitische organisatie. Deze organisatie hield zich onder meer bezig met vervalsingen van krantartikels. Ze publiceerde zelfs nagemaakte revolutionaire kranten om de communistische beweging te discrediteren.
Maar hoe goed deze organisatie ook stond bij tsaar Alexander III, zijn opvolger Nicolaas II - gevoeliger voor de internationale kritieken ten aanzien van de behandeling van de joden in Rusland - liet weten dat hij niet gediend was met de activiteiten van het Heilig Broederschap. Bovendien werd Golovinski openlijk aangevallen door Maxim Gorky, die hem als tsaristische verklikker openbaarde. Onder deze omstandigheden emigreerde Golovinski, die door zijn opvoeding vloeiend Frans kon praten, naar Parijs. In Frankrijk, diep verdeeld naar aanleiding van de Dreyfus-affaire, was het antisemitisme evenmin van de lucht.
De Ochrana
In die tijd verbleven veel antitsaristische revolutionairen in Frankrijk, en zij werden nauwlettend in de gaten gehouden door de Ochrana, de Russische geheime dienst. Golovinski zou voor de Ochrana zijn propagandawerk verderzetten. Hij werkte mee aan één van de hoofdtaken van de Ochrana in Parijs: het propageren van een positief imago van het Rusland van de tsaar. Hij trachtte Franse journalisten te beïnvloeden om gunstig over de tsaar te schrijven, en schreef bij gelegenheid zelf artikels voor grote Franse kranten, ondertekend met de naam van Franse journalisten.
Het is Peter Ratchovski, directeur van de Parijse Ochrana en eveneens een oudgediende van het Heilig Broederschap, die met het plan voor de Protocollen op de proppen kwam. Ratchovski wou, samen met de ex-minister van binnenlandse zaken Ivan Goremykine, de tsaar overtuigen van het bestaan van een judeo-maçonniek complot dat achter de liberale stroming schuilging. Ze wilden ook de invloed van rivalen, als de hervormingsgezinde eerste minister Sergei Witte, bij de tsaar verminderen. Ratchovski gaf Golovinski de opdracht om een vervalst document te maken, met slechts één enkele lezer in gedachten: de tsaar.
Hij had een ingenieus plan bedacht om dit document bij de tsaar te krijgen. Hij zou het document geven aan Sergei Nilus, een orthodox mysticus die een kans maakte om biechtvader van de tsaar te worden. Deze zou er dan voor zorgen dat de tsaar het document te lezen zou krijgen. Nilus’ invloed bij de tsaar bleek echter snel voorbij, maar deze was zo onder de indruk van het document dat hij er eerst citaten uit opnam in zijn boek ‘Het grote in het kleine’, en later de volledige tekst overnam als bijlage in de tweede uitgave van dit boek in 1905. Ondertussen waren de protocollen ook in afleveringen gepubliceerd in de Sint-Peterburgse krant Znamia.
Wereldheerschappij
Nilus verkondigde dat de Protocollen verslagen waren van het zionistisch congres in Basel van 1897, al zouden zijn verklaringen hieromtrent veelvoudig veranderen. Het document zette in een totaal van 24 protocollen het plan van joden uit om de wereldheerschappij te verkrijgen. Daarvoor moest het jodendom eerst de niet-joodse regeringen destabiliseren. De Wijzen van Zion toonden zich opvallend openhartig. Zo schreven ze over hun eigen plannen dat ze ‘beschikken over oneindige ambities, een verscheurende hebzucht en een intense haat’. Daarenboven zouden de joden economische crisissen aanwakkeren, het alcoholisme onder de lagere klassen bevorderen, verderfelijke literatuur verspreiden en uiteindelijk - na hun machtsovername - een joods despoot aanstellen.
Alle hervorminggezinde politieke stromingen – liberalisme, communisme, socialisme en vrijmetselarij – werden hierbij over één kam geschoren en voorgesteld als doelbewuste joodse complotten. Zo ook de theorieën van Marx, Darwin en Nietsche, waarvan ‘het demoraliserend effect op de heidenen ons niet mag ontgaan’. Het plan voorzag zelfs in het verschaffen van het algemeen stemrecht (indien enkel welopgeleiden kunnen stemmen, zouden de joden immers nooit de macht kunnen grijpen) en in het instellen van progressieve belastingen, ideeën die in het begin van de 20ste eeuw wellicht op de verzekerde afkeuring van de Russische aristocratie konden rekenen.
Bolsjewieken
Golovinski, de vermoedelijke auteur van de Protocollen, stapte na de Russische Revolutie over naar de Bolsjewieken, bij wie hij carrière maakte tot aan zijn dood in 1920. De identiteit van de auteur bleef echter nog lange tijd verborgen. Serge Svatikov, die namens de nieuwe sovjetmachthebbers de tsaristische geheime diensten moest ontmantelen, reisde naar Parijs en ontmoette er - bij gebrek aan de tsaristische ambassadeur die naar de Verenigde Staten was gevlucht - de Fransman Henri Bint. Deze laatste biechtte hem op dat Golovinski de auteur was van de Protocollen. Svatikov kocht de archieven van Bint over, maar liet deze in Praag achter toen hij de communisten afviel. Na de Tweede Wereldoorlog kwamen ze zo weer in de handen van de sovjets terecht.
De archieven en de identiteit van de auteur van de Protocollen bleven opgeborgen tot de val van het communisme. Aangezien Golovinski een vooraanstaand bolsjewiek was geworden na de Revolutie, verkoos de Sovjet-Unie om zijn naam niet bekend te maken. Het is pas als de archieven opengesteld worden, in 1992, dat de Russische onderzoeker Mikhail Lepekhine, specialist in de Russische literatuur van de periode voor de Revolutie, op zoek ging naar de auteur van de Protocollen. Na vijf jaar onderzoekwerk wist hij vast te leggen dat Golovinski de auteur is.
Plagiaat
De verspreiding van de Protocollen bleef eerder gering tot aan de Russische Revolutie in 1917. De prominente positie van veel joden bij de bolsjewieken was voor de witte strijdkrachten een reden om de antisemitische haat terug aan te wakkeren. Ze gebruikten de Protocollen in hun anti-joodse propaganda. Ook de verspreiding van de Protocollen buiten Rusland begon te vlotten. Tegen 1920 bestonden er vertalingen in het Engels, het Frans en het Duits. The London Times drukte een artikel over het boek waarin het opriep tot een onderzoek over het waarheidsgehalte van het boek.
Een jaar later verscheen in dezelfde Times een reeks artikelen die het plagiaat in de Protocollen blootlegden. Hele stukken uit de Protocollen bleken bijna letterlijk gekopieerd te zijn uit ‘Dialogue aux enfers entre Machiavel et Montesquieu’ van Maurice Joly uit 1864. Joly’s werk was niet antisemitisch, maar enkel bedoeld als een aanval op het bewind van Napoleon III in Frankrijk. Met wat aanpassingen kon het gebruikt worden als inspiratie voor de Protocollen. Joly zelf werd voor zijn anti-bonapartische standpunten verschillende keren vervolgd en opgesloten. Hij pleegde zelfmoord in 1878. (In het voorwoord tot de strip schrijft Umberto Eco dat Joly zich op zijn beurt liet inspireren door het werk van Eugene Sue, wiens invloed ook in de Protocollen terug te vinden is.)
Vervalsing
Ongeveer gelijktijdig met de artikels over plagiaat in de Times, kwamen twee getuigenissen uit die het waarheidsgehalte van de Protocollen in twijfel trokken. De eerste kwam van Alexandre du Chayla, een Franse aristocraat die zich tot het orthodoxe geloof bekeerde en zo in aanraking kwam met Sergei Nilus, de eerste uitgever van de Protocollen. Hij beschreef Nilus als een onbetrouwbare fanaticus, en was de eerste om de afkomst van de Protocollen te linken aan Ratchovski, de leider van de Parijse Ochrana.
Een andere getuigenis, van Gravin Catherine Radziwill, wees Golvinski aan als de auteur van de Protocollen. Via Ratchovski zouden deze dan in de handen van Nilus gekomen zijn. Radziwill vertelde over haar ontmoeting met Golovinski, en hoe deze pochte met het manuscript waaraan hij werkte. Maar ze beweerde dat deze ontmoeting in 1904 of 1905 plaatsvond, wat onmogelijk was aangezien de Protocollen al eerder verschenen waren. Waarom ze deze foute verklaring aflegde is niet geweten, al worden haar aanwijzingen over de auteur van de Protocollen wel bevestigd door later onderzoek.
Hitler
Al deze aanwijzingen over een vervalsing verhinderden niet dat de Protocollen steeds wijder verspreid werden, onder meer in Duitsland. Hitler besteedde aandacht aan de Protocollen in ‘Mein Kampf’: ‘Hoezeer het gehele bestaan van dit volk (de joden) op een voortdurende leugen berust, wordt op een onvergelijkbare manier in de door de joden zo hartgrondig gehate ‘Protocollen van de Wijzen van Zion’ uit de doeken gedaan. Deze zouden op een vervalsing berusten, jammert telkens weer de Frankfurter Zeitung: het beste bewijs dat ze echt zijn. Wat veel joden onbewust willen doen, is hier bewust duidelijk gemaakt. Daar gaat het om.’
Vanaf 1933, jaar van hun machtsovername in Duitsland, zullen de Nazi’s de Protocollen verspreiden via hun propagandadiensten. Goebbels, minister van propaganda, noteerde in zijn dagboek in 1943: ‘Ik heb de Zionistische Protocollen grondig bestudeerd. Er is vaak gezegd dat ze niet meer bruikbaar zijn voor eigentijdse propaganda. Bij mijn lectuur stel ik echter vast dat ze zeer bruikbaar zijn. De Protocollen zijn vandaag even actueel als toen ze voor het eerst gedrukt werden. Ik heb dit vandaag aan de Führer gezegd. Hij gelooft rotsvast in de authenticiteit van de Protocollen.’
Bern
Andere nationaal-socialistische organisaties gaven ook hun versie van de Protocollen uit. Gesterkt door de onthullingen rond plagiaat en vervalsing volgden processen in verschillende landen. Er kwam een uitspraak tegen de Zuid-Afrikaanse Nationaal Socialisten waarin gesteld werd dat ‘het bestaan van een zogenaamde wereldwijde samenzwering met het doel de christelijke kerk en godsdienst in hun geheel ten gronde te richten en de beschaafde wereld joods te maken, niet was vastgesteld’.
In Zwitserland vond een proces plaats dat, inclusief beroep, 5 jaar zou aanslepen. Het proces eindigde met een zwaar verdict voor de Protocollen. ‘Belachelijke nonsens, vervaardigd in de laatste jaren van de negentiende eeuw op grond van een ander geschrift uit de jaren tachtig en minderwaardige lectuur’, zo oordeelde de rechter, waarmee hij op de vier vragen van de aanklacht positief antwoordde. In beroep werd enkel de notie van ‘minderwaardige lectuur’ geschrapt.
Henry Ford
In de Verenigde Staten bleek niemand minder dan Henry Ford, stichter van de Ford-automobiel en de lopende band, mee verantwoordelijk voor het verspreiden van de Protocollen. Hij kocht in 1920 ‘The Dearborn Independent’ op, die heel wat antisemitische artikels schreef. Ford initieerde zelf de artikelreeks ‘The International Jew’, dat ruimschoots inspiratie putte uit de Protocollen. De reeks werd later in een boek gebundeld en ruim verspreid.
Er werden verschillende processen tegen Ford aangespannen, en uiteindelijk nam Ford afstand van deze antisemitische standpunten. Of dit gemeend was blijft zeer de vraag, want ook een door joodse organisaties afgekondigde boycot van zijn producten en Fords politieke ambities – hij wou zich kandidaat stellen voor het presidentschap van de V.S. – hebben wellicht meegespeeld. In 1964 veroordeelde de Amerikaanse senaat in een rapport de Protocollen. Vandaag de dag worden de Protocollen in de V.S. vooral verspreid door een aantal pro-Palestijnse of Afro-Amerikaanse organisaties zoals de Nation of Islam van Louis Farrakhan.
Radio Islam
Maar het meest prominent circuleren de Protocollen tegenwoordig in de Arabische en islamitische wereld. Deze opmars begon in de jaren ’50, als gevolg van de oprichting van de staat Israël in 1947 en van de opvolgende Arabische nederlagen in de strijd tegen de joodse staat. Verschillende Arabische landen en zelfs de Arabische liga investeerden in het verspreiden van de Protocollen.
De belangrijkste verdeler van de Protocollen is vandaag ongetwijfeld Radio Islam, één van de meest virulente antisemitische sites die men op het internet kan vinden. Ahmed Rami, de stichter van Radio Islam, is een uit Marokko gevluchte islamist die in Zweden politiek asiel gekregen heeft. Hij biedt op zijn site de tekst van de Protocollen in maar liefst 13 verschillende talen aan. Hij onderhoudt daarnaast goede contacten met vele negationisten en extreem-rechtse figuren.
The Plot
Eisner wilt met zijn strip slagen waar de zuiver wetenschappelijke historische analyses gefaald hebben: het voor eens en voor altijd bewijzen dat de protocollen een vervalsing zijn. Hij gaat hierbij scrupuleus te werk. Hij onderbouwt zijn betoog met het meest recente onderzoek, laat voor- en nawoorden publiceren van Umberto Eco en de historicus Stephen Eric Bronner. Hij schrikt er zelfs niet voor terug om, bij het bespreken van het plagiaat van de Protocollen uit Joly’s Dialogen, de twee teksten over bijna twintig bladzijden naast elkaar te leggen.
Op andere momenten haalt het populariserende het weer van het minutieuze. Zo lijken de intriges aan het hof van de tsaar, hoewel gebaseerd op een gezaghebbend artikel over de Protocollen, een oververeenvoudiging te zijn van de realiteit. Ook vele andere personages zijn veeleer karikaturen. Men kan zich natuurlijk afvragen of dit in een populariserende strip niet onvermijdelijk is. Bovendien wou Eisner in zijn strip een hoop gegevens verwerken die op verschillende tijdstippen en plaatsen plaatsvonden, wat zijn taak er niet gemakkelijker op maakte.
Eisner
Ondanks deze bedenkingen heeft Eisner met deze strip goed werk geleverd. Hij wist een ingewikkeld onderwerp in een strip te vervatten, en dit met verstand van en respect voor de historische feiten. Of dit het einde zal zijn van de Protocollen valt te betwijfelen, maar hij zal er zeker een ruimer publiek mee bereiken dan de zuiver wetenschappelijke uitgaven. Als groot voorvechter van wetenschappelijke vulgarisatie kan ik dit alleen maar toejuichen.
De strip heeft alvast één erg symbolische overwinning behaald. Hij werd in Frankrijk uitgegeven door Grasset, dezelfde uitgever die in de jaren ’20 en ’30 verschillende uitgaven van de protocollen uitgaf. Bovenal weet Eisner met deze strip trouw te blijven aan zijn concept van Grafisch Roman, en aan de hoogstaande kwalitatieve eisen die ermee gepaard gaan. Dit genre zal ongetwijfeld de grootste verdienste van Eisner aan de stripwereld blijven. En één die kan tellen.
Eisner laat een groot oeuvre na. En een naam. De Eisners, de jaarlijkse stripprijzen in de Verenigde Staten, zijn naar hem genoemd. Hij begon met het tekenen van strips in de jaren ’30, en lag in de jaren ’70 aan de basis van de beeldroman of ‘Graphic novel’, een stroming die het stripverhaal wou onttrekken aan de superhelden en kindverhalen en er diepgaandere onderwerpen en verhaaltechnieken in wilde verwerken. Met ‘The Plot. The Secret Story Of The Protocols Of The Elders Of Zion’ wou Eisner het stripmedium gebruiken om de antisemitische vervalsing en haar gevolgen aan een groot publiek duidelijk te maken.
Eisner groeide op tijdens de grote depressie, de achtergrond voor veel van zijn werk, waaronder zijn meesterwerk ‘A Life Force’ (‘Levenskracht’ in het Nederlands). Het was een tijd waarin het antisemitisme welig tierde, In Duitsland, in Rusland, maar in mindere mate ook in de Verenigde Staten. De joodse Eisner was als gevolg al sinds zijn jeugd geïnteresseerd in de wijze waarop antisemieten hun haatdragende boodschap verspreidden. In deze jarenlange zoektocht kwam hij op de website van Radio Islam een volledige versie van de Protocollen van de Wijzen van Zion tegen, en begon die te lezen.
Het Heilig Broederschap
De Protocollen zijn hoogstwaarschijnlijk het werk van Mathieu Golovinski, een Russisch immigrant die in Frankrijk verbleef aan het begin van de 20e Eeuw. Golovinski was geboren in een aan lagerwal geraakte aristocratische familie in Rusland. Reeds in zijn studententijd fabriceerde hij documenten voor de politie, voor gebruik in strafzaken. Zijn talenten werden erkend door graaf Dashkov en hij sloot zich aan bij het Heilig Broederschap, Dashkovs orthodox-conservatieve en antisemitische organisatie. Deze organisatie hield zich onder meer bezig met vervalsingen van krantartikels. Ze publiceerde zelfs nagemaakte revolutionaire kranten om de communistische beweging te discrediteren.
Maar hoe goed deze organisatie ook stond bij tsaar Alexander III, zijn opvolger Nicolaas II - gevoeliger voor de internationale kritieken ten aanzien van de behandeling van de joden in Rusland - liet weten dat hij niet gediend was met de activiteiten van het Heilig Broederschap. Bovendien werd Golovinski openlijk aangevallen door Maxim Gorky, die hem als tsaristische verklikker openbaarde. Onder deze omstandigheden emigreerde Golovinski, die door zijn opvoeding vloeiend Frans kon praten, naar Parijs. In Frankrijk, diep verdeeld naar aanleiding van de Dreyfus-affaire, was het antisemitisme evenmin van de lucht.
De Ochrana
In die tijd verbleven veel antitsaristische revolutionairen in Frankrijk, en zij werden nauwlettend in de gaten gehouden door de Ochrana, de Russische geheime dienst. Golovinski zou voor de Ochrana zijn propagandawerk verderzetten. Hij werkte mee aan één van de hoofdtaken van de Ochrana in Parijs: het propageren van een positief imago van het Rusland van de tsaar. Hij trachtte Franse journalisten te beïnvloeden om gunstig over de tsaar te schrijven, en schreef bij gelegenheid zelf artikels voor grote Franse kranten, ondertekend met de naam van Franse journalisten.
Het is Peter Ratchovski, directeur van de Parijse Ochrana en eveneens een oudgediende van het Heilig Broederschap, die met het plan voor de Protocollen op de proppen kwam. Ratchovski wou, samen met de ex-minister van binnenlandse zaken Ivan Goremykine, de tsaar overtuigen van het bestaan van een judeo-maçonniek complot dat achter de liberale stroming schuilging. Ze wilden ook de invloed van rivalen, als de hervormingsgezinde eerste minister Sergei Witte, bij de tsaar verminderen. Ratchovski gaf Golovinski de opdracht om een vervalst document te maken, met slechts één enkele lezer in gedachten: de tsaar.
Hij had een ingenieus plan bedacht om dit document bij de tsaar te krijgen. Hij zou het document geven aan Sergei Nilus, een orthodox mysticus die een kans maakte om biechtvader van de tsaar te worden. Deze zou er dan voor zorgen dat de tsaar het document te lezen zou krijgen. Nilus’ invloed bij de tsaar bleek echter snel voorbij, maar deze was zo onder de indruk van het document dat hij er eerst citaten uit opnam in zijn boek ‘Het grote in het kleine’, en later de volledige tekst overnam als bijlage in de tweede uitgave van dit boek in 1905. Ondertussen waren de protocollen ook in afleveringen gepubliceerd in de Sint-Peterburgse krant Znamia.
Wereldheerschappij
Nilus verkondigde dat de Protocollen verslagen waren van het zionistisch congres in Basel van 1897, al zouden zijn verklaringen hieromtrent veelvoudig veranderen. Het document zette in een totaal van 24 protocollen het plan van joden uit om de wereldheerschappij te verkrijgen. Daarvoor moest het jodendom eerst de niet-joodse regeringen destabiliseren. De Wijzen van Zion toonden zich opvallend openhartig. Zo schreven ze over hun eigen plannen dat ze ‘beschikken over oneindige ambities, een verscheurende hebzucht en een intense haat’. Daarenboven zouden de joden economische crisissen aanwakkeren, het alcoholisme onder de lagere klassen bevorderen, verderfelijke literatuur verspreiden en uiteindelijk - na hun machtsovername - een joods despoot aanstellen.
Alle hervorminggezinde politieke stromingen – liberalisme, communisme, socialisme en vrijmetselarij – werden hierbij over één kam geschoren en voorgesteld als doelbewuste joodse complotten. Zo ook de theorieën van Marx, Darwin en Nietsche, waarvan ‘het demoraliserend effect op de heidenen ons niet mag ontgaan’. Het plan voorzag zelfs in het verschaffen van het algemeen stemrecht (indien enkel welopgeleiden kunnen stemmen, zouden de joden immers nooit de macht kunnen grijpen) en in het instellen van progressieve belastingen, ideeën die in het begin van de 20ste eeuw wellicht op de verzekerde afkeuring van de Russische aristocratie konden rekenen.
Bolsjewieken
Golovinski, de vermoedelijke auteur van de Protocollen, stapte na de Russische Revolutie over naar de Bolsjewieken, bij wie hij carrière maakte tot aan zijn dood in 1920. De identiteit van de auteur bleef echter nog lange tijd verborgen. Serge Svatikov, die namens de nieuwe sovjetmachthebbers de tsaristische geheime diensten moest ontmantelen, reisde naar Parijs en ontmoette er - bij gebrek aan de tsaristische ambassadeur die naar de Verenigde Staten was gevlucht - de Fransman Henri Bint. Deze laatste biechtte hem op dat Golovinski de auteur was van de Protocollen. Svatikov kocht de archieven van Bint over, maar liet deze in Praag achter toen hij de communisten afviel. Na de Tweede Wereldoorlog kwamen ze zo weer in de handen van de sovjets terecht.
De archieven en de identiteit van de auteur van de Protocollen bleven opgeborgen tot de val van het communisme. Aangezien Golovinski een vooraanstaand bolsjewiek was geworden na de Revolutie, verkoos de Sovjet-Unie om zijn naam niet bekend te maken. Het is pas als de archieven opengesteld worden, in 1992, dat de Russische onderzoeker Mikhail Lepekhine, specialist in de Russische literatuur van de periode voor de Revolutie, op zoek ging naar de auteur van de Protocollen. Na vijf jaar onderzoekwerk wist hij vast te leggen dat Golovinski de auteur is.
Plagiaat
De verspreiding van de Protocollen bleef eerder gering tot aan de Russische Revolutie in 1917. De prominente positie van veel joden bij de bolsjewieken was voor de witte strijdkrachten een reden om de antisemitische haat terug aan te wakkeren. Ze gebruikten de Protocollen in hun anti-joodse propaganda. Ook de verspreiding van de Protocollen buiten Rusland begon te vlotten. Tegen 1920 bestonden er vertalingen in het Engels, het Frans en het Duits. The London Times drukte een artikel over het boek waarin het opriep tot een onderzoek over het waarheidsgehalte van het boek.
Een jaar later verscheen in dezelfde Times een reeks artikelen die het plagiaat in de Protocollen blootlegden. Hele stukken uit de Protocollen bleken bijna letterlijk gekopieerd te zijn uit ‘Dialogue aux enfers entre Machiavel et Montesquieu’ van Maurice Joly uit 1864. Joly’s werk was niet antisemitisch, maar enkel bedoeld als een aanval op het bewind van Napoleon III in Frankrijk. Met wat aanpassingen kon het gebruikt worden als inspiratie voor de Protocollen. Joly zelf werd voor zijn anti-bonapartische standpunten verschillende keren vervolgd en opgesloten. Hij pleegde zelfmoord in 1878. (In het voorwoord tot de strip schrijft Umberto Eco dat Joly zich op zijn beurt liet inspireren door het werk van Eugene Sue, wiens invloed ook in de Protocollen terug te vinden is.)
Vervalsing
Ongeveer gelijktijdig met de artikels over plagiaat in de Times, kwamen twee getuigenissen uit die het waarheidsgehalte van de Protocollen in twijfel trokken. De eerste kwam van Alexandre du Chayla, een Franse aristocraat die zich tot het orthodoxe geloof bekeerde en zo in aanraking kwam met Sergei Nilus, de eerste uitgever van de Protocollen. Hij beschreef Nilus als een onbetrouwbare fanaticus, en was de eerste om de afkomst van de Protocollen te linken aan Ratchovski, de leider van de Parijse Ochrana.
Een andere getuigenis, van Gravin Catherine Radziwill, wees Golvinski aan als de auteur van de Protocollen. Via Ratchovski zouden deze dan in de handen van Nilus gekomen zijn. Radziwill vertelde over haar ontmoeting met Golovinski, en hoe deze pochte met het manuscript waaraan hij werkte. Maar ze beweerde dat deze ontmoeting in 1904 of 1905 plaatsvond, wat onmogelijk was aangezien de Protocollen al eerder verschenen waren. Waarom ze deze foute verklaring aflegde is niet geweten, al worden haar aanwijzingen over de auteur van de Protocollen wel bevestigd door later onderzoek.
Hitler
Al deze aanwijzingen over een vervalsing verhinderden niet dat de Protocollen steeds wijder verspreid werden, onder meer in Duitsland. Hitler besteedde aandacht aan de Protocollen in ‘Mein Kampf’: ‘Hoezeer het gehele bestaan van dit volk (de joden) op een voortdurende leugen berust, wordt op een onvergelijkbare manier in de door de joden zo hartgrondig gehate ‘Protocollen van de Wijzen van Zion’ uit de doeken gedaan. Deze zouden op een vervalsing berusten, jammert telkens weer de Frankfurter Zeitung: het beste bewijs dat ze echt zijn. Wat veel joden onbewust willen doen, is hier bewust duidelijk gemaakt. Daar gaat het om.’
Vanaf 1933, jaar van hun machtsovername in Duitsland, zullen de Nazi’s de Protocollen verspreiden via hun propagandadiensten. Goebbels, minister van propaganda, noteerde in zijn dagboek in 1943: ‘Ik heb de Zionistische Protocollen grondig bestudeerd. Er is vaak gezegd dat ze niet meer bruikbaar zijn voor eigentijdse propaganda. Bij mijn lectuur stel ik echter vast dat ze zeer bruikbaar zijn. De Protocollen zijn vandaag even actueel als toen ze voor het eerst gedrukt werden. Ik heb dit vandaag aan de Führer gezegd. Hij gelooft rotsvast in de authenticiteit van de Protocollen.’
Bern
Andere nationaal-socialistische organisaties gaven ook hun versie van de Protocollen uit. Gesterkt door de onthullingen rond plagiaat en vervalsing volgden processen in verschillende landen. Er kwam een uitspraak tegen de Zuid-Afrikaanse Nationaal Socialisten waarin gesteld werd dat ‘het bestaan van een zogenaamde wereldwijde samenzwering met het doel de christelijke kerk en godsdienst in hun geheel ten gronde te richten en de beschaafde wereld joods te maken, niet was vastgesteld’.
In Zwitserland vond een proces plaats dat, inclusief beroep, 5 jaar zou aanslepen. Het proces eindigde met een zwaar verdict voor de Protocollen. ‘Belachelijke nonsens, vervaardigd in de laatste jaren van de negentiende eeuw op grond van een ander geschrift uit de jaren tachtig en minderwaardige lectuur’, zo oordeelde de rechter, waarmee hij op de vier vragen van de aanklacht positief antwoordde. In beroep werd enkel de notie van ‘minderwaardige lectuur’ geschrapt.
Henry Ford
In de Verenigde Staten bleek niemand minder dan Henry Ford, stichter van de Ford-automobiel en de lopende band, mee verantwoordelijk voor het verspreiden van de Protocollen. Hij kocht in 1920 ‘The Dearborn Independent’ op, die heel wat antisemitische artikels schreef. Ford initieerde zelf de artikelreeks ‘The International Jew’, dat ruimschoots inspiratie putte uit de Protocollen. De reeks werd later in een boek gebundeld en ruim verspreid.
Er werden verschillende processen tegen Ford aangespannen, en uiteindelijk nam Ford afstand van deze antisemitische standpunten. Of dit gemeend was blijft zeer de vraag, want ook een door joodse organisaties afgekondigde boycot van zijn producten en Fords politieke ambities – hij wou zich kandidaat stellen voor het presidentschap van de V.S. – hebben wellicht meegespeeld. In 1964 veroordeelde de Amerikaanse senaat in een rapport de Protocollen. Vandaag de dag worden de Protocollen in de V.S. vooral verspreid door een aantal pro-Palestijnse of Afro-Amerikaanse organisaties zoals de Nation of Islam van Louis Farrakhan.
Radio Islam
Maar het meest prominent circuleren de Protocollen tegenwoordig in de Arabische en islamitische wereld. Deze opmars begon in de jaren ’50, als gevolg van de oprichting van de staat Israël in 1947 en van de opvolgende Arabische nederlagen in de strijd tegen de joodse staat. Verschillende Arabische landen en zelfs de Arabische liga investeerden in het verspreiden van de Protocollen.
De belangrijkste verdeler van de Protocollen is vandaag ongetwijfeld Radio Islam, één van de meest virulente antisemitische sites die men op het internet kan vinden. Ahmed Rami, de stichter van Radio Islam, is een uit Marokko gevluchte islamist die in Zweden politiek asiel gekregen heeft. Hij biedt op zijn site de tekst van de Protocollen in maar liefst 13 verschillende talen aan. Hij onderhoudt daarnaast goede contacten met vele negationisten en extreem-rechtse figuren.
The Plot
Eisner wilt met zijn strip slagen waar de zuiver wetenschappelijke historische analyses gefaald hebben: het voor eens en voor altijd bewijzen dat de protocollen een vervalsing zijn. Hij gaat hierbij scrupuleus te werk. Hij onderbouwt zijn betoog met het meest recente onderzoek, laat voor- en nawoorden publiceren van Umberto Eco en de historicus Stephen Eric Bronner. Hij schrikt er zelfs niet voor terug om, bij het bespreken van het plagiaat van de Protocollen uit Joly’s Dialogen, de twee teksten over bijna twintig bladzijden naast elkaar te leggen.
Op andere momenten haalt het populariserende het weer van het minutieuze. Zo lijken de intriges aan het hof van de tsaar, hoewel gebaseerd op een gezaghebbend artikel over de Protocollen, een oververeenvoudiging te zijn van de realiteit. Ook vele andere personages zijn veeleer karikaturen. Men kan zich natuurlijk afvragen of dit in een populariserende strip niet onvermijdelijk is. Bovendien wou Eisner in zijn strip een hoop gegevens verwerken die op verschillende tijdstippen en plaatsen plaatsvonden, wat zijn taak er niet gemakkelijker op maakte.
Eisner
Ondanks deze bedenkingen heeft Eisner met deze strip goed werk geleverd. Hij wist een ingewikkeld onderwerp in een strip te vervatten, en dit met verstand van en respect voor de historische feiten. Of dit het einde zal zijn van de Protocollen valt te betwijfelen, maar hij zal er zeker een ruimer publiek mee bereiken dan de zuiver wetenschappelijke uitgaven. Als groot voorvechter van wetenschappelijke vulgarisatie kan ik dit alleen maar toejuichen.
De strip heeft alvast één erg symbolische overwinning behaald. Hij werd in Frankrijk uitgegeven door Grasset, dezelfde uitgever die in de jaren ’20 en ’30 verschillende uitgaven van de protocollen uitgaf. Bovenal weet Eisner met deze strip trouw te blijven aan zijn concept van Grafisch Roman, en aan de hoogstaande kwalitatieve eisen die ermee gepaard gaan. Dit genre zal ongetwijfeld de grootste verdienste van Eisner aan de stripwereld blijven. En één die kan tellen.