Een compilatie die een encyclopedisch overzicht wil geven van de punkscene in de voormalige DDR… Door mijn interesse in alternatieve muziek in het Oostblok kon ik er niet naast kijken. 3 platen op hoogwaardig vinyl, 48 nummers in totaal en een boek in vinyl-formaat met uitvoerige uitleg over elke groep. Dat is het doorploegen waard.
En toch was ik aanvankelijk wat teleurgesteld toen ik deze prijzige plaat in huis nam. De kwaliteit van de muziek liet wat mij betreft te wensen over. De nummers waren te simpel – maar dat is in wezen punk – en de opnames niet zo geslaagd: het geluid is vaak rommelig, en hier en daar hoor je dat het op minderwaardig materiaal opgenomen is.
Vele nummers op de platen zijn op een cassetterecorder opgenomen, in een kinderkamer of een repetitielokaal. Vitamin A had een systeem uitgedokterd om de recorder op de vensterbank te zetten, met de raam op de juiste kier om de best mogelijke opnames te maken. Het nummer van Unerwunscht werd zelfs met een walkman opgenomen tijdens een optreden. Naarmate de jaren 80 vorderden, was er meer en betere opnameapparatuur in omloop, onder meer geïmporteerd uit het westen, en verbeterde dus ook de kwaliteit van opnames.
Sommige groepen die hier vertegenwoordigd zijn hebben het nooit verder geschopt dan het repetitielokaal. Soms ontbreekt zelfs een groepsnaam, zoals bij DDR Terrorstaat, een nummer dat uit een documentaire naar boven gekomen is en dan maar meteen ook de naam van de ‘groep’ werd. Bij verschillende groepen is de erfenis beperkt tot een handvol nummers – 3 of 4 – maar elke keer weten de auteurs van ‘Too Much Future’ een heel verhaal over de groep te vertellen.
De makers van de compilatie zijn immers niet aan hun proefstuk toe. Ze hebben al een boek, een tentoonstelling en een documentaire gemaakt over het onderwerp, steeds onder de naam ‘Too Much Future’. Dat was een verwijzing van de Oost-Duitse punks naar de ‘No Future’ van de punks in het westen, die zich afzetten tegen het gebrek aan mogelijkheden die de consumptiemaatschappij hen gaf in tijden van crisis en massawerkloosheid.
Want in de DDR was er geen consumptiemaatschappij, en ook geen werkloosheid. Je kon er zelfs gevangenisstraffen oplopen als je niet werkte, wat een doeltreffend wapen was tegen punks. Er was geen onzekerheid over de toekomst: wat je studeerde, wat je kon kopen, waar je werkte en waar je woonde: het werd allemaal door vadertje staat geregeld.
De samenstellers van deze vinyl-compilatie komen trouwens zelf uit de DDR-punkscene, en spreken dus deels uit eigen ervaring. Maik ‘Ratte’ Reichenbach was bassist in H.A.U. en L’Attentat, twee van de belangrijkste punkgroepen uit Leipzig. Henryk Gericke – de auteur van het uitstekende boek – zong destijds in The Leistungsleichen.
Ik moet toegeven dat ik moeite heb gehad om het boek te lezen. Het is in een literair Duits opgesteld vol woord- en zinspelingen, typische DDR-zegswijzen, talrijke verwijzingen en knipogen en een hoop ironie en sarcasme. Ik kan dit boek dus vooral aanraden aan mensen met een gevorderde kennis van de taal van Goethe.
Maar kijk, nadat ik het boek bij de plaat had doorgenomen, kon ik ineens veel meer genieten van de opnames op deze plaat. Je voelt de energie die uit de muziek voortvloeide, de adrenaline van de ontmoetingen met andere punks op trefplaatsen, op concerten en festivals, de speelvreugde en de creativiteit die de punks aan de dag legden om muziek te maken in moeilijke omstandigheden.
De teksten geven uitvoerige uitleg bij de scene in verschillende steden, bij de biografie van elke groep, bij de verhoudingen tussen groepen en vooral over de verhoudingen met de Stasi, de beruchte geheime politie die de burgers van de DDR nauwlettend in het oog hield en hard optrad tegen al wie als een bedreiging voor staat en orde werd beschouwd.
Laten we even bekijken wie allemaal aan bod komt op de plaat… De samenstellers hebben expliciet gekozen om enkel groepen zonder ‘Einstufung’ oftewel speellicentie te bundelen. In de DDR golden immers regels die wat strenger waren dan in andere communistische landen. In die landen was het verboden om geld te verdienen aan optredens zonder eerst langs de censuur te passeren, maar kon men met wat creativiteit de schijn wekken dat men gratis speelde, en dit zonder gevaar.
In de DDR werd na een grote repressie tegen beatgroepen in 1965 – ‘we moeten een eind maken aan de monotonie van de Yeah Yeah Yeah’s’, verkondigde DDR-leider Walter Ulbricht op een plenum van de staatspartij SED – de ‘Einstufung’ verplicht gemaakt voor elke groep die wou optreden, ook al kwam daar geen geld bij kijken. Elk openbaar concert moest dus met goedkeuring van de overheid gebeuren.
Op deze compilatie dus geen groepen als Sandow of Feeling B. – de beroemde pretpunk voorganger van Rammstein – maar enkel ‘illegale’ groepen. Wie dus wel? Legendarische groepen als Planlos, Namenlos, Wutanfall, L’attentat, H.A.U., Schleim-Keim... en dat steeds met hun bekendste nummers.
Het onderscheid tussen ‘legaal’ en ‘illegaal’ lijkt wat streng, want ook grootheden als Planlos en Wutanfall hebben nog overwogen om een speellicentie aan te vragen. Bovendien hebben sommige muzikanten op deze plaat later wel degelijk bij ‘legale’ groepen gespeeld, waarbij je ook moet weten dat het naar het eind van de jaren 80 toe gemakkelijker werd om dergelijke ‘Einstufung’ te krijgen.
Doch inderdaad, de groepen met licentie werden als verraders gezien door groepen die consequent voor de underground kozen, en zeker voor groepen als Namenlos en L’Attentat die openlijk oppositie voerden tegen de dictatuur. Je kan opmerken dat punkers altijd snel kritiek hadden op elkaar, maar uiteindelijk maakt het onderscheid zin.
Hoewel het boek benadrukt dat niet elke punker als een politiek bewuste anarchist ter wereld kwam, is het zeker zo dat punkers in de DDR steeds meer dissidenten werden door de mate van repressie met dewelke ze werden geconfronteerd, ook al was punk in het begin vooral een beweging van jongeren die zich alternatief wilden kleden en hun eigen muziek maken.
De Stasi – schild en zwaard der partij – had een breed palet aan wapens om tegen de punkers te gebruiken. Om te beginnen probeerden ze de punkscene te infiltreren met Inoffizielle Mitarbeiter, in het kort IM’s: spionnen die regelmatig kwamen rapporteerden over de gang van zaken in de scene. Verschillende groepen hadden effectief een IM in hun rangen.
IM’s moesten niet enkel rapporteren, ze kregen ook opdrachten mee zoals het onmogelijk maken van optredens of het uit elkaar spelen van groepen. Sommige groepen kregen zelfs een speciaal programma om de groep in het oog te houden of te vernietigen, zoals Wutanfall (Operative Personenkontrolle Stern), Namenlos (Operativer Vorgang Namenlos) of Küchenspione (Operativer Vorgang Blau Kopfe).
De Stasi zette nog andere middelen in, zoals frequente verhoren, het binnenstadverbod op feestdagen opdat punkers de festiviteiten niet zouden verstoren, oproepen aan bazen of scholen om punkers te ontslaan, waarna ze konden opgepakt worden omdat ze niet werkten… Ook bestonden speciale paspoorten, waarmee men zijn stad of vooral de DDR niet kon verlaten. Anderzijds kregen punkers die opgepakt werden soms het aanbod om naar het westen te vertrekken.
De Stasi hield verschillende ‘negatief-decadente’ jeugdculturen in het oog: ook hippies, metallers en grufties (gothics). Allen konden worden opgepakt voor hoe ze eruitzagen en hoe ze dachten. Maar verhoudingsgewijs was de repressie tegen punkers harder. De punkers werden immers als een grotere bedreiging voor de staat beschouwd.
En zo gebeurde iets dat in het westen nauwelijks denkbaar was: de meeste punkconcerten gingen in kerken door. Het is namelijk zo dat de Lutheraanse kerken in 1978 een speciale overeenkomst sloten met de overheid, waardoor het territorium van de kerken buiten het overheidstoezicht viel. Concerten in kerken konden dus niet zomaar stilgelegd worden door veiligheidsdiensten.
Initiatieven als ‘Open Arbeid’ stelden zich tot doel buitenstaanders uit de maatschappij te verenigen rond de kerken. Er gingen eerder al bluesconcerten door in de kerken, en de stap leek niet zo groot om er ook punkgroepen toe te laten (wat niet altijd naar de zin was van de bluesliefhebbers). Dit was voor alle duidelijkheid een initiatief van enkele vooruitstrevende pastoors, die soms in conflict kwamen met de gelovigen of de kerkelijke hiërarchie.
Legendarisch werd de Christuskerk in Halle, die in maart 1983 een groot festival hield met H.A.U., Unerwünscht, Namenlos, Wutanfall, Planlos, Restbestand en Grösenwahn. De veiligheidsdiensten waren overrompeld en konden – ondanks het naar huis sturen van sommige punks – het feestje niet tegenhouden. Het werd een succes, ondanks akkefietjes als een dronken punker die tegen een zuil binnen de kerk plaste. Als in oktober de Christuskerk opnieuw een festival wil organiseren, loopt het ernstig mis. De politie is massaal aanwezig om punkers tegen te houden, op een enkele treinreis terug naar huis te sturen of te arresteren. Het festival flopt.
Wat was er in de tussentijd gebeurd? Tussen de beide festivals in Halle, in juni, ging een ander festival door in de Erlöser kerk in Oost-Berlijn. Het was een Blues-Messe – oftewel een bluesmis – waarop ook punkgroepen als Namenlos en Planlos geprogrammeerd waren. Het was de druppel die de emmer deed overlopen voor de overheid, want naast hippies, punkers en andere alternatievelingen waren er ook vertegenwoordigers van de kerkelijke hiërarchie, westerse diplomaten en journalisten aanwezig, die allen geconfronteerd werden met het fenomeen punk in de DDR.
Naar aanleiding van de Blues-Messe neemt de Stasi zich voor om de punkbeweging te vernietigen. Stasibaas Erich Mielke – dezelfde man die bij het uiteenvallen van de DDR uitriep dat hij toch van alle mensen hield – riep op tot ‘Härte gegen Punk’ om ‘de eskalatie van deze beweging te onderdrukken’. Hij vroeg om relevante handelingen te zoeken waarmee men gevangenisstraffen zou kunnen uitvoeren, en sloot zijn betoog met een oproep om ‘de fluwelen handschoen uit te trekken, want we hebben geen aanleiding om met deze figuren zacht om te gaan.’
Namenlos was de eerste groep om de hardheid van de Stasi te ondervinden. Ze waren erop voorbereid. Ze waren van meet af aan systeemvijandig ingesteld, en hadden er zelfs voor gekozen om zonder naam door het leven te gaan om vervolging door de Stasi te bemoeilijken (vandaar: Namenlos). Ze schreven nummers als ‘DDR Staatsgrenze’ (mijnenvelden en prikkeldraad / zodat niemand de oversteek waagt / muren en elektrische omheiningen / ze nemen onze vrijheid weg) en het ‘MfS Lied’, naar het Ministerium für Staatsicherheit oftewel de Stasi (Opgepast, je wordt bewaakt door de MfS!).
Vooral dat laatste lied schoot de Stasi in het verkeerde keelgat. Want op het einde scandeerde zangeres Jana: ‘MM ff SS’, waarmee ze de Stasi vergeleek met de SS. In een staat die zich expliciet als antifascistisch omschreef was dat meer dan een brug te ver. In augustus werden de groepsleden opgepakt, en later kregen ze gevangenisstraffen van één tot anderhalf jaar cel, wat uitzonderlijk streng was in vergelijking met andere dissidenten. Enkel drumster Mita kon na zeven week vooronderzoek de gevangenis verlaten omdat ze minderjarig was.
Ook Planlos werd aangepakt. Zij schreven eveneens liederen over de bewaking door de MfS, zoals in het op deze plaat opgenomen ‘Schlange’ (Ik sta in de rij aan de eetstand / Ik draai me niet om, ik heb je gezien / Je bent mijn schaduw, waar ik ook ga / Een zwarte vlek in de zon). Zanger Pankow was het al gewoon dat hij regelmatig gearresteerd en verhoord werd, maar de Stasi wou mettertijd meer. Ze probeerden Pankow in te lijven als Inoffizieller Mitarbeiter (IM), en dreigden zelf met een zware gevangenisstraf indien hij niet wou meewerken.
Pankow bleef standvastig weigeren. Doch zijn vriendin tekende wel, in de hoop Pankow zo van de gevangenis te redden. Het was het begin van het einde voor Planlos, want nadien eisten de andere groepsleden dat Pankow zijn vriendin verliet. De genadeslag kwam toen drie groepsleden opgeroepen werden voor de legerdienst, waar ze in speciale eenheden voor politiek verdachte elementen geïntegreerd werden.
Leipzig is de tweede stad van Oost-Duitsland, en Wutanfall is er de eerste en de bekendste punkgroep. Reeds in februari 1983 werd OPK Stern opgezet, een Stasiprogramma dat de groep wou ondermijnen. Chaos, de zanger die door de Stasi automatisch als leider werd aanzien, werd het slachtoffer van pesterijen in de vorm van eindeloze arrestaties, verhoren, nachtelijke bezoeken… De Stasi kwam tot 4 keer per week bij Chaos langs.
Op een dag komt de Stasi Chaos op zijn werk ophalen. Hij wordt gevraagd om mee te werken, maar antwoordt als goede punker: ‘hou je smoel’. Chaos wordt afgevoerd naar een bos, krijgt handboeien om en een jutten zak over zijn hoofd, en wordt dan vakkundig in elkaar geslagen tot hij verschillende keren het bewustzijn verliest. Nadien gaat het naar de cel voor verzorging van zijn open wonden. Hij krijgt wat pijnstillers mee, een ziektebriefje voor drie dagen, en wordt dan terug naar huis gevoerd. Na heel wat dergelijke pesterijen geeft hij er eind 1983 de brui aan.
Stracke, een vriend van Chaos en zanger van H.A.U. (Halbewalkte Anarchistische Untergrundorganisation), nam de zang nog kort van Chaos over, alvorens L’attentat op te richten met ex-leden van Wutanfall en H.A.U.. Bleek evenwel dat in deze groepen IM’s actief waren. Zappa, de bassist van Wutanfall, werkte met de Stasi mee om aan een huis te geraken – hij kwam van buiten Leipzig en kon als punker niet zo gemakkelijk een huis vinden – en begon na dit doel bereikt te hebben onzin te verkopen zodat de Stasi hem als onbetrouwbaar zou loslaten.
Veel giftiger was het verraad van Imad, gitarist van zowel Wutanfall, H.A.U. als L’Attentat. Hij was een cultfiguur uit de scene, een concertorganisator, maar dat weerhield hem er niet van zijn eigen vrienden in de gevangenis te praten. Stracke kon zo met de gevangenis kennismaken nadat hij aan een vredesmanifestatie had deelgenomen in 1983, tijdens een filmfestival waarbij ook westerse journalisten aanwezig waren.
Maik ‘Ratte’ Reichenbach – de H.A.U.- en L’Attentatbassist die mee deze compilatie samenstelde – ging het gevang in na graffiti gespoten te hebben in solidariteit met de gevangengenomen leden van Namenlos. Allemaal dankzij Imad. L’Attentat radicaliseerde zo wel tot een echte dissidentengroep. Nadat hij artikels gepubliceerd had in westerse magazines, werd Stracke opnieuw tot gevangenis veroordeeld, maar deze keer werd hij – zoals hij het gepland had – vrijgekocht door West-Duitsland.
Begin 1982 woonde een West-Berlijnse muziekjournalist een optreden van Rosa Extra bij, één van de meer experimentele groepen die op deze plaat opgenomen is. Hij is verwonderd dat er een alternatieve scene bestaat in de DDR en wil absoluut een plaat van Rosa Extra uitbrengen in het westen. Rosa Extra twijfelde of ze dat alleen aankon en riep de hulp in van Sascha Anderson, een dichter, concertorganisator en cultfiguur verbonden aan de avant-garde groep Zwitschermaschine.
Anderson kende iemand die deftige opnames van Rosa Extra kon maken, maar vroeg in ruil om met zijn groep ook aan het project te kunnen deelnemen. Hij stelde nog een derde groep voor. Een tijd geleden had hij een optreden bijgewoond van een agressieve punkgroep uit Erfurt: Schleim-Keim. Mensen uit het westen zouden versteld staan dat zoiets in de DDR bestond!
Maar de opnames zijn nog maar net afgelopen of Rosa Extra krijgt bezoek van de Stasi. Ze zijn op de hoogte van de plannen, maar wijzen erop dat het riskant is: ze zouden wel eens vijf tot tien jaar gevangenis kunnen krijgen. De groep gooit de handdoek in de ring. Schleim-Keim vertrouwt de zaak niet helemaal en beslist om onder de naam SauKerle uit te komen, met de initialen van de oorspronkelijke groep. De plaat komt dus uit met Zwitschermaschine en SauKerle.
Maar nog voor de plaat uitkomt worden de leden van Schleim-Keim opgepakt. Blijkt dat zowel Sascha Anderson als de man die de opnames maakte Stasi-Mitarbeiter waren. Vooral zanger-drummer Otze van Schleim-Keim – bekend om zijn drankgebruik en gewelddadigheid – wordt hard aangepakt, maar wordt uiteindelijk na vier weken, waarvan twee in een isolatiecel, vrijgelaten. Otze nam wraak op Anderson door hem met een vriend te bezoeken, vast te binden en met het aanwezige geld te vertrekken. (Otze eindigde zijn dagen in 2005 in de psychiatrie, nadat hij zijn vader in 1999 de kop insloeg met een bijl.)
De repressie had de punkscene in 1983 een zware slag toegebracht. Het is geen wonder dat punkers in de uitreisgolf van 1984 – waarin 40.000 DDR-burgers naar het westen overliepen – goed vertegenwoordigd waren. Maar vanaf 1984 trad punk ook weer op de voorgrond. Punkers kwamen terug uit de gevangenis en uit het leger, en begonnen weer muziek te maken, zoals bij Namenlos en Schleim-Keim het geval was. Er kwam ook een jonge garde aan, die de beweging veel breder maakte dan ze daarvoor was geweest.
De inbreng van de kerk werd anders. De Pingsterkerk in Berlijn sloot in 1983 zijn deuren voor de punks. Vanaf nu zou de Erlöserkerk – onder punkers bekend als Alösa, wat ook de naam van een magazine was – het verzamelpunt voor de punkers worden. Rond 1986 werd Open Arbeid, het programma van de kerk voor uitgesloten jongeren, opgedoekt en vervangen door Kirche von unten (kerk van onderuit).
De punkers kregen ook ruimte in zalen die aan kerken toebehoorden, zoals de ProFi-Keller in Berlijn of de Mockauer Keller in Leipzig, die elk één of twee dagen per week voor punkers voorbehouden hielden en mogelijkheden voor concerten boden. Daar ontstond een kruisbestuiving met allerhande dissidentengroepen, zoals vredes-, milieu- en mensenrechtenbewegingen.
In 1986 begon het radioprogramma ‘Parocktikum’ op de jeugdzender DT64. In dit programma werden vaak niet-officiële cassetteuitgaven uit de ondergrond gespeeld, dus ook van illegale groepen. Eveneens in 1986 besloot een congres over ontspanningskunst dat DDR-burgers zich meer en meer identificeren met rockmuziek. Er moesten meer mogelijkheden geboden worden voor rockmuzikanten. De voorwaarden voor een ‘Einstufung’ versoepelden, en ook punkgroepen dongen nu mee voor zo’n speellicentie.
Groepen als Feeling B, Sandow, Die Skeptiker en Herbst In Peking werden bekend als ‘die andere Bands’, en kregen de kans om openbaar op te treden en zelfs platen op te nemen voor Amiga, het enige platenlabel van het land. Dit werd evenwel op veel kritiek ontvangen door de punkers die onder geen beding wilden meewerken met de overheid. Enerzijds hadden deze officiële groepen meer succes – ze kwamen onder meer voor in de zeer succesvolle documentaire ‘Flüstern & Schreien’ uit 1988 – en anderzijds werden ze uitgekotst door de ondergrondse punkers.
Belangrijk is dat dit boek niet probeert om de punkbeweging te verbloemen. Zo lezen we dat de scene best gewelddadig was. Uiteraard moesten punks op de hoede zijn voor geweld door de politie, door voetbalhooligans of andere lieden die het niet hoog ophadden met deze alternatievelingen, maar even goed waren brave DDR-burgers het doelwit van provocaties door punkers.
Ook onder elkaar waren punkers niet altijd netjes. Nieuwkomers in de scene die probeerden om contact te maken op het Plänterwald – een vrijetijdspark in Oost-Berlijn dat een trefpunt voor punkers werd – mochten soms rechtsomkeer maken nadat ze hun leren jekker of hun badges afgegeven hadden. En dan zwijgen we nog over de opkomst van nazi-punkers en skinheads tegen het eind van de jaren 80.
Naast de grote namen zijn er op deze platen nog heel wat te ontdekken pareltjes. Groepen die nooit opgetreden hebben en slechts een handvol liederen hebben nagelaten. Men kan zich inbeelden welk een brononderzoek en archivariswerk hieraan te pas is gekomen. Op de laatste zijde van de driedubbele plaat vinden we opnames van Ex-Cert, een supergroep met leden van Wutanfall, Namenlos, Planlos en L’attentat die nummers van deze groepen ten beste geven. De opnames dateren van de opening van de tentoonstelling ‘Ostpunk. Too Much Future’ in 2005.
De combinatie van bekende en minder bekende groepen – en vooral de omvang van de verzameling, vervolledigd door uitvoerige uitleg bij elke groep – maakt deze driedubbele lp tot een plichtsaankoop – misschien zelfs tot standaardwerk – voor eenieder die interesse heeft in het onderwerp punk in de DDR.
‘Too Much Future. Punkrock GDR 1980-1989.’: meer info of online bestellen
Verder lezen / andere bronnen die voor dit artikel gebruikt werden:
- De punkscene was een klein haarscheurtje in de muur van het DDR-systeem (2018); Schrammel; heel interessant interview in Dark Entries over de DDR punkscene met de nadruk op Wutanfall en de scene in Leipzig.
- Burning Down The Haus. Punk Rock, Revolution, and the Fall Of The Berlin Wall (2018); Tim Mohr; toegankelijk en goed geïnformeerd boek in het Engels, met één groot minpunt: om de centrale stelling van het boek te bewijzen – namelijk dat punk de oorzaak van de val van de muur was, wat een grote overdrijving is – gaat het boek over tot verbloeming van de beweging: elke punker wordt als een bewuste dissident voorgesteld en naar het eind van het boek wordt de punkbeweging verward met de vredes-, milieu- en mensenrechtenbewegingen.
- Wutanfall. 81-83 (2018); Wutanfall; dubbel-lp van de legendarische Leipzigse groep met een boek met uitgebreide informatie over de geschiedenis van de groep, in het Duits.
- Wutanfall. Punk in der DDR 1982-1989. Die Protagonisten damals und heute (2017); Christiane Eisler; uitgebreid fotoboek over de scene rond Wutanfall, maar met uitstappen naar Oost-Berlijn, bevat ook een hoop achtergrondinformatie in het Duits.
- Spannung, Leistung, Widerstand. Magnetbanduntergrund DDR 1979-1990 (2006); Alexander Pehlemann & Ronald Galenza (uitg.); boek en dubbel-cd in het Duits over de cassette-scene in de DDR, gaat voornamelijk over de meer kunstzinnige wavegroepen, maar is ook relevant voor de punkscene.
- Warschauer Punk Pakt. Punk im Ostblock 1977-1989 (2018); Alexander Pehlemann (uitg.); boek in het Duits dat een overzicht wil geven van de punkscene in de DDR, Polen, Tsjecho-Slowakije, Hongarije, de Sovjetunie, Bulgarije, Roemenië en Joegoslavië, met tekens een uitgebreide discografie.
- Sicher gibt es bessere Zeiten, doch diese war die unsere. Ex-DDR Punk Vol. 1 & 2 (1992); cd-compilaties van DDR-punk met over het algemeen nummers van goede kwaliteit die – op een paar uitzonderingen na – opgenomen zijn tussen 1987 en 1991.
- Namenlos 1983-89 (2007); cd-compilatie van Namenlos met een essay over de geschiedenis van de groep door gitarist A-Micha.
- Ende vom Lied, East German Underground Sound 1979-1990 (2016); uitstekende compilatie-cd met zowel punk als avantgarde new wave met notities in het Duits en het Engels over elke groep door Henryk Gericke, die ook de driedubbele lp ‘Too Much Future’ samenstelde.
- Wenn kaputt dann wir spass, Berlin Punk Rock 1977-1989 (2016); dubbel-cd met punk uit Berlijn. De nadruk ligt op punk in West-Berlijn, maar ook de Oost-Berlijnse groepen komen aan bod.
- ostPUNK! Too Much Future (2006); Michael ‘Pankow’ Boehle & Carsten Fiebeler; documentaire over punk in de DDR, in het Duits.
- Zeugnisse von Eigen-Sinn – Punks in der Späten DDR (2004); Sonja Häder; academische tekst die ingaat op de maatregelen van de Stasi tegen Namenlos.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten