vrijdag, oktober 28, 2016

Suicide: Suicide (1977)

Na de dood van Alan Vega drie weken geleden heb ik gedaan wat vele fans ongetwijfeld ook deden: de platen van Suicide van onder het stof halen en een grondige luisterbeurt gunnen. Alan Vega bereikte de eerbare leeftijd van 78 jaar en heeft in vijf en een halve decennia veel uitgegeven - met Suicide, als soloartiest en in samenwerking met anderen - maar er is één plaat die er bovenuit steekt en zal blijven steken. En dat is de titelloze debuut-cd van Suicide uit 1977.

Het is verrassend hoe een plaat die zo eenvoudig in elkaar steekt een klassieker is geworden. Als instrumenten werden enkel een orgeltje en een drummachine gebruikt. Het geheel werd in amper vier dagen opgenomen (Martin Rev - de tweede man in Suicide - beweerde zelfs in een interview dat de plaat in slechts vier uur opgenomen werd). De muziek is ontzettend monotoon, zowel de drummachine als het orgeltje zijn duizelingwekkend repetitief en de groep koos consequent voor geluiden die grandioos op het zenuwstelsel werken. Alan Vega hijgt en schreeuwt er als een bezetene bovenop.

Suicide zag het levenslicht in 1970. Alan Vega beheerde toen een kunststek - The Project of Living Artists - dat mensen als Andy Warhol, The New York Dolls en tal van radicale bewegingen als gast kende. Vega en Martin Rev ontmoetten elkaar daar en nadat Vega enthousiast meespeelde tijdens een optreden van Rev sprak Rev hem aan om samen iets te beginnen. De groep startte oorspronkelijk met een gitarist, maar die hield het na een tijdje voor bekeken. Sowieso dacht niemand dat deze formatie lang ging bestaan. De nieuwe drummer hield het evenmin lang vol, en Suicide ging verder als duo. Zonder drums en zonder gitaren, wat destijds niet erg geapprecieerd werd door de gemiddelde rockliefhebber.

Hoewel er reeds in 1975 demo-opnames ontstonden - die tegenwoordig te beluisteren zijn als extra van de twee Suicideplaat uit 1980 - duurde het tot 1977 alvorens het debuut uitkwam. Dat gebeurde op het onbekende Red Star-label van voormalig New York Dolls-manager en co-producer Marty Thau, die het duo onder zijn vleugels had genomen.

Opener ‘Ghost Rider’ is er meteen boenk op. Een hypnotiserende baslijn, geprogrameerde klikjes en cymbaaltjes en een paar accenten met een orgeltje dat tot vervelens toe dat ene akkoordje blijft aanslaan. Het was het eerste nummer dat ik ooit van Suicide hoorde, en daarmee is het ook nog steeds mijn lieveling. Het bevat de onsterfelijke zin ‘America, America is killing it’s youth’, dat de hopeloosheid van Vegas zwartgallige teksten goed samenvat.


Ghost Rider was ook de stripreeks waar Vega zo verzot op was, en waarvan het album ‘Satan Suicide’ de aanzet gaf voor de groepsnaam. Een onbekende raadde de groep aan om het woord ‘Satan’ te laten vallen, en zo had de groep meteen de ideale naam om de confrontatie met de wereld aan te gaan.

De toon wordt niet meteen vrolijker tijdens de volgende nummers. De zelf straatarme Vega zingt er in heel primitieve teksten over marginalen die door de nacht rijden op zoek naar liefde (‘Johnny’) of om tegen een muur te knallen (‘Rocket USA)’. ‘Cheree’ en ‘Girl’ bespreken in minimale verwoordingen het verlangen naar vrouwelijke warmte.

Het absolute dieptepunt bevond zich evenwel op de B-zijde: een nummer van meer dan 1O minuten onder de naam ‘Franky Teardrop’ dat het verhaal vertelt van een arbeider die zijn werk verliest en zijn vrouw en kind vermoordt alvorens er zelf een eind aan te maken. De ellenlang aanhoudende herhaling van de minimale baslijn, de angstaanjagende geluiden en effecten, het geschreeuw van Vega en zijn conclusie ‘We’re all Frankies, we’re all lying in hell’ zullen je keer op keer kippenvel bezorgen.


‘Che’ rondt de plaat van iets meer dan een half uur af, en dan blijf je verweesd achter met een hopeloos gevoel. Behalve als je de cd-heruitgave hebt, want die bevat bonusnummers. Een remix van ‘Cheree’ en twee onuitgegeven stukken. De tweede cd bevat live-materiaal. In de eerste plaats een relatief ordelijk optreden uit de New Yorkse club CBGB uit 1977 (niet dat er in dit legendarisch punkkot nooit een verloren stoel richting Suicide wou vliegen, maar dat bleek die avond niet het geval). Maar vooral de opname ’23 minutes over Brussels’ dat in onze eigen AB werd opgenomen.

We schrijven 16 juni 1978, en de groep had een tournee gebreid aan een eenmalig concert dat ze in Frankrijk op een Science Fiction festival mochten geven. Ze zouden gedurende de tournee het voorprogramma kunnen spelen van Elvis Costello en The Clash, die tot de vele invloedrijke fans van de groep hoorden. En het startschot werd gegeven in Brussel.

De Brusselse punksien stond er ongeduldig te wachten op Elvis Costello. Er werden een paar concerten aangekondigd en het publiek werd aangemaand om niet in de zaal te roken. De drummachine en het orgel snijdden ‘Ghost Rider’ aan. Vega kwam al luchtboxend in zijn leren jekker op. Het publiek begreep niet goed wat gebeurde, maar had wel door dat het uitgedaagd werd. De reacties waren van meet af aan verdeeld. Een deel van het publiek applaudisseerde enthousiast, maar evengoed liet een ander deel zijn afkeuring luidkeels horen. De groep ging tijdens de volgende nummers steeds luider spelen om het boegeroep en het koorgezang van het publiek te overstemmen.

Vega kondigde ‘Frankie Teardrop’ aan als een nummer dat over de aanwezigen zelf gaat. Nog voor hij meer kon zeggen werd zijn microfoon afgepakt door een aanwezige. De muziek ging nog even verder terwijl de microfoon in het publiek werd doorgegeven. Nadat de muziek stil werd gezet eiste Vega zijn microfoon terug en begon het publiek te beledigen, en onvermijdelijk regenden de stoelen en flessen richting podium. Het deel van het publiek dat wel degelijk van het optreden genoot moest plaats ruimen voor de steeds grotere chaos die de anderen aanrichtten. Na minder dan 23 minuten spelen hebben Rev en Vega zich teruggetrokken.

Blijkbaar ging het van kwaad naar erger en kwam de politie al met traangas tussenbeide vooraleer Elvis Costello het podium besteeg. Suicide en hun begeleiders vluchtten door een achteruitgang naar een klaarstaand sportwagentje waarmee ze over de Brusselse kasseien raasden, op weg naar veiliger oorden. Misnoegd over de ontvangst van zijn voorprogramma hield Costello het bij een giftige set die hij na een half uurtje opblies. Toen het publiek doorhad dat hij niet meer terug zou komen, werd de plaats vakkundig vernield. Geen stoel of tafel bleef bespaard en zelfs het plafond werd aan stukken getrokken.

Toen Suicide later op café zat, herenigd met Elvis Costello en zijn gevolg, bleek Howard Thompson - de man die het Suicide-debuut in Europa had uitgebracht op zijn Bronze label - de volledige show opgenomen te hebben op zijn Sony bandrecorder. Dat is de versie die u nu nog kunt beluisteren en die ondanks de erbarmelijke geluidskwaliteit een historisch document vormt waar de spanning van afdruipt.


Suicide kreeg nog vaker met negatieve reacties te kampen. Op bijna elke avond in de tour kreeg Suicide objecten naar hun hoofd geslingerd. Vega - die het idee dat het publiek hem kwam zien om zich te vermaken diep minachtte - liet zich niet beteugelen en liet het publiek weten wat hij dacht over de lichaamsgeur van de Fransen of van het haar onder de oksels van hun hoeren, of van het naziverleden van de Duitsers.

Op een avond in Blackburn hoopte de politie de krantenkoppen te halen door The Clash met drugs te betrappen, maar ze konden enkel de hand leggen op een verdacht goedje in bezit van Martin Rev, dat later wilde marjolein bleek te zijn. Bleek dat Rev wel degelijk had getracht weed te bemachtigen in Amsterdam, maar grandioos bij het pietje was genomen door de betrokken dealer. De groep kwam er vanaf met een boete van 400 pond. Het dieptepunt was ongetwijfeld een optreden in Glasgow als opener van The Clash waarbij een bijl uit het publiek Alan Vega slechts op een haartje na miste. De tournee werd even legendarisch als gewelddadig.

In 1980 bracht het duo een tweede, opnieuw titelloze, plaat uit. Deze keer werd het geproduced door Ric Ocasek van The Cars, die een grote fan was. De plaat klonk wat volwassener en meliger dan het debuut, en kende eveneens een aanzienlijk succes. Op dat punt waren de heren Vega en Rev elkaar wel al beugezien en -gehoord, en zonder de groep op te zeggen begonnen ze allebei aan een solocarrière. Suicide werd op een laag pitje gezet, maar kwam nog verschillende keren terug om platen op te nemen of op te treden.

De invloed van Suicide - en vooral van het debuut waar we het hier over hebben - is enorm geweest. Niet alleen The Cars, The Clash of Elvis Costello waren fans. Zelfs Bruce Springsteen - een persoonlijke vriend van de groep - liet zich door hen inspireren voor het album ‘Nebraska’. (Als u denkt dat Springsteen enkel stadiumrock heeft gemaakt, dan moet u dit duister pareltje dringend eens beluisteren.)

Soft Cell hoorde bij de jongens die de groep na de chaotische concerten gingen bezoeken in de kleedkamers. Alle groepen die door Suicide beïnvloed zijn opsommen is onbegonnen werk, maar ze stonden samen met Kraftwerk aan de basis van de elektronische pop, en met name industrial, ambient en noise zijn enorm schatplichtig aan deze pioniers. En dus is deze plaat van blijvende relevantie, ook voor hen die beweren dat hij naar de hedendaagse normen best wel braaf klinkt. Het is en blijft een monument uit de rockgeschiedenis.

Geen opmerkingen: