2022

donderdag, december 28, 2023

Laibach: Sketches of the Red Districts

‘We bedanken Laibach voor 40 jaar bestaan en 10 jaar goede muziek.’ Het is een meme die in 2020 verscheen bij de veertigste verjaardag van de groep. Vele fans van Laibach houden vooral van het vroege werk van de groep, en uiten soms hun misprijzen voor het latere werk, zeker als er zangeressen als Mina Špiler of Marina Martensson aan te pas komen.

Niet dat ik zelf tot die strekking behoor. Ik hou namelijk heel erg van wat Laibach ook na de jaren 80 allemaal gemaakt heeft, tot en met hun meest recente werk. Maar uiteraard is de geschiedenis van Laibach in de jaren 80 ongemeen boeiend, en legde het de basis voor het latere werk. We zien dan ook dat de groep er de laatste jaren veel naar teruggrijpt, al dan niet om hun critici tegemoet te komen.

Zo verscheen in 2020 de uitvoerige ‘Laibach Revisited’-box, die zowel het debuut van de groep uit 1985 als nieuwe versies van de toenmalige nummers bevatte. In 2021 kwam dan ‘We Forge The Future (Live at Reina Sofía)’ uit, een heruitvoering van het schandaalconcert van Laibach op de Muziekbiënale van Zagreb in 1983, waarop ze op televisieschermen beelden van Maarschalk Tito afspeelden, gelijktijdig met een pornofilm. Dat was één van de aanleidingen van het verbod op de groep in Slovenië een paar weken later.

Deze ‘Sketches of the Red District’ hoort ook in het rijtje ‘teruggrijpen naar de begindagen’ thuis. Het verwijst naar de geboorte van Laibach in het stadje Trbovlje. Meer bepaald zag Laibach het levenslicht op 1 juni 1980, en dat was een belangrijke feestdag in Trbovlje. Op 1 juni 1924 wist het mijnwerkersstadje immers een aanval af te slaan van de fascistische militie Orjuna (Organisatie van Joegoslavische Nationalisten).

Het was een tumultueuze tijd. Na de Eerste Wereldoorlog ontstonden heel wat nieuwe landen op de assen van imperia als het Ottomaanse Rijk, het Russische Rijk, of in het geval dat ons interesseert: het Oostenrijk-Hongaarse Rijk. In het zuiden van Europa kwam zo het Koninkrijk der Serven, Kroaten en Slovenen tot stand, dat na een koninklijke staatsgreep in 1929 omgevormd zou worden tot het Koninkrijk Joegoslavië.

Het nieuwe koninkrijk was instabiel, met grensconflicten met Italië en Oostenrijk. Als gevolg van het verdrag van Rapallo in 1920 kwamen veel Slovenen en Kroaten in Italië te leven, en ook het schiereiland Istrië kwam door een verdrag tussen Italië en de entente in Italiaanse handen terecht (al zou het na de Tweede Wereldoorlog Joegoslavisch worden, en is het thans nog steeds een bron van spanningen tussen Slovenië en Kroatië). De Slovenen uit Karinthië, in het zuiden van Oostenrijk, verkozen verrassenderwijs om bij Oostenrijk te blijven in het plebisciet van 1920, wellicht vanwege de betere economische vooruitzichten voor de regio.

De Orjuna ontstond in 1921 en bestond in de eerste plaats uit Kroatische vluchtelingen uit Italië. Hun doel was een autoritair en sterk gecentraliseerd Joegoslavië, waarbij ze ironischerwijs inspiratie haalden uit de door hen zo gehate Italiaanse fascisten. De Orjuna was actief tegen elke vorm van separatisme van Serviërs, Kroaten of Slovenen, maar ook en vooral tegen communisten. En laat het mijnwerkersstadje Trbovlje net een rood bolwerk zijn. Vandaar: The Red Districts, of Zasavje, een regio die Trbovlje, Zagorje en Hrastnik omvat.

In de ochtend van 1 juni 1924 verzamelen tussen 500 en 800 gewapende leden van de Orjuna aan het station van Trbovlje. Ze ontvouwen banners en vlaggen, en willen samen met een fanfare door de stad marcheren. Even verder zitten een zeventigtal leden van de Proletarische Actie Cellen (PAČ) hen op te wachten. Er wordt geschoten en er vallen doden aan beide zijden. Bij hun terugtrekking ontvoert en vermoordt de Orjuna nog een belangrijke mijnwerker en steekt zijn huis, een communistisch hoofdkwartier, in brand.

Tegen de avond bracht het leger de rust in Trbovlje terug, en de communisten zouden in de nasleep van de evenementen op die dag geconfronteerd worden met zware repressie, waarbij verschillende kopstukken achter de tralies verdwenen. Toch bleef de dag belangrijk als symbool van de communistische weerstand in de stad, en werd die dus uitvoerig gevierd in communistische tijden. Vandaar dus dat Laibach die datum koos als geboortedatum voor hun project.

De eerste actie van Laibach – getiteld: alternatief voor de Sloveense cultuur – moest ook in Trbovlje plaatsvinden, en wel op 27 september 1980, bijna vier maanden na hun oprichting. De actie moest uit drie onderdelen bestaan: 1) het plakken van posters met voor het eerst de naam Laibach en het zwarte kruis dat symbool staat voor de groep, 2) concerten van Laibach, Kaos en Berlinski zid, en 3) een tentoonstelling. Plaats van het gebeuren: Delavski dom (Huis der werkers). Het evenement werd gesteund door het ŠKUC (Študenski kulturni center, studentencultuurcentrum) uit Ljubljana.

Helaas zou de groep niet verder geraken dan het nachtelijk plakken van hun posters, want toen Trbovlje ontwaakte met affiches van martelingen en onheilspellende zwarte kruisen aan de muren, werden het concert en de tentoonstelling prompt verboden. De overheid argumenteerde dat de affiches illegaal geplakt en provocerend waren, en dat ze de bevolking in de war brachten. Ook de lokale ZSMS (Zveza socialistične mladine Slovenije, oftewel de vereniging van socialistische jongeren van Slovenië, uiteraard verbonden aan de communistische partij) veroordeelde de actie scherp, ook al was het verbonden aan het ŠKUC .

Het zou nog twee jaar duren vooraleer Laibach zijn eerste optredens en tentoonstellingen kan doen. Toch gaat dat ook dan niet zo vlot. Na een aantal schandaaloptredens, in het bijzonder het eerder vermelde optreden op de Muziekbiënale van Zagreb, wordt de groep in prime time op het rooster gelegd door televisiepresentator Jure Pengov, die onder meer uitdagend vraagt waarom de arbeiders Laibach niet gesteund hebben toe het evenement in 1980 verboden werd. De groep antwoordde gevat:

‘De Trbovlje-actie van 1980 was bedoeld om het nationale veiligheidsnetwerk te testen. Het was een test van positief bewustzijn in het rode mijndistrict. De actie was een succes, want het was bedoeld om verboden te worden. De arbeiders werkten nauw samen met de politie, waarmee ze hun positief bewustzijn bewezen.’

Na het televisieoptreden rakelde de gemeente Ljubljana een oud reglement op waaruit afgeleid kon worden dat Laibach zijn naam, de Duitse variant van Ljubljana, illegaal gebruikte. Het gebruik van de naam Laibach werd verboden, en dus ook optredens onder die naam. De groep liet het niet aan zijn hart komen en vertrok op een Europese tournee, The Occupied Europe Tour, waarbij ze landen in zowel Oost- als West-Europa aandeden. Toen ze terug in Slovenië waren, wist Laibach wel een succesvolle tentoonstelling over de tournee te houden, alweer bij het ŠKUC in Ljubljana.

De groep wist internationaal te scoren en zelfs platencontracten met buitenlandse labels te tekenen. Ook de populariteit onder de jeugd, die steeds meer in verzet kwam tegen het centralisme en het gebrek aan vrijheid in Joegoslavië, zette druk op de ketel. Op 4 april 1986 stelt de communistische jongerenorganisatie ZSMS officieel voor om het verbod op te heffen, en een maand later reiken ze een prestigieuze prijs uit aan de NSK (Neue Slowenische Kunst, een kunstenaarscollectief rond Laibach dat in verschillende domeinen actief was, en dat eveneens een reactie was op het verbod op Laibach).

Uiteindelijk wordt het verbod op Laibach begin 1987 opgeheven, wat meteen gevierd werd met een Joegoslavische tournee. Doch het duurde niet lang of Laibach deed het land alweer op zijn grondvesten trillen, doorheen het designercollectief Nieuw Collectivisme dat deel uitmaakte van NSK. Nieuw Collectivisme had immers een affiche ontworpen voor de viering van de jaarlijkse Jeugddag, een belangrijke feestdag in Joegoslavië, zowaar op vraag van de ZSMS. De affiche bleek echter een kopie van een nazi-affiche uit 1936, waarin nazistische symbolen vervangen werden door Joegoslavische en communistische symbolen. De geest is uit de fles, en de desintegratie van Joegoslavië is begonnen.

Maar terug naar de plaat ‘Sketches of the Red Districts’. Deze sluit muzikaal volledig aan bij het naamloze debuut van Laibach uit 1985. Naamloos, omdat Laibach destijds zijn naam niet mocht gebruiken, en de kopers dus op basis van het zwarte kruis op de hoes moesten weten om welke groep het ging. U hoort ook op de nieuwe plaat geluidsgolven die een mix van industrial en dark ambient zijn. Voor de muziek doet Laibach alweer een beroep op externe componisten, met name Vitja Balžalorsky en Bojan Krhlanko, die beiden al heel wat ervaring hebben in andere projecten.

Opmerkelijk: voor het eerst sinds de doorbraakplaat ‘Opus Die’ uit 1987 brengt Laibach een plaat uit die volledig in het Sloveens gezongen wordt, en wel met zang door de ‘Immanent Consistent Spirit’, een personage dat voorkomt in de vele organigrammen van de groep en NSK, die ook een parodie wilden zijn op de ingewikkelde Joegoslavische staatsstructuur (die bijna even ingewikkeld was als de Belgische staatsstructuur). Wie zingt is dus niet uitgeklaard, maar wij herkennen toch de gorgelende grafstem van Milan Fras, en een vrouwelijke stem die aan Kaja Blazinšek lijkt te behoren.

De teksten gaan in op het harde leven van de mijnwerkers in Trbovlje, en op het conflict tussen de Orjuna en de communisten in de mijnwerkersstad. Het laatste nummer heet ’27.09.1980’, wat natuurlijk verwijst naar het eerste verboden optreden van Laibach. ‘Posters, overal posters (…) Het ontvouwen van de banier moet plaatsvinden in Trbovlje – in het nest van rode elementen’. Vergelijkt Laibach zichzelf hier expliciet met de Orjuna, of is dit slechts ‘een test van positief bewustzijn in het rode mijndistrict’? Wij moeten u het antwoord schuldig blijven, maar raden ‘Sketches of the Red Districts’ aan aan alle liefhebbers van de oude Laibach.

Laibach

Geen opmerkingen:

Een reactie posten