Toen Gary Numan ‘Splinter (Songs From A Broken Mind)’ uitbracht in 2013 waren de kritieken laaiend. Sommigen gewaagden zelfs van de beste Numan-plaat ooit, en ik zal alvast toegeven dat het mijn lieveling is. Het is een hele opdracht geweest voor Numan om met een opvolger op de proppen te komen, maar met ‘Savage (Songs From A Broken World)’ is die er. Deze is duidelijk bedoeld om een vervolg te zijn op ‘Splinter’. Hij slaagt er niet in om zijn voorganger te overtreffen, maar komt toch in de buurt. Op donderdag 19 oktober stond Numan op het podium van Het Depot in Leuven om zijn nieuweling voor te stellen aan een uitverkochte zaal, drie jaar nadat hij hetzelfde deed voor ‘Splinter’. En het was weer een avond om van te smullen.
Numan had ook een voorprogramma meegebracht. Persoonlijk had ik nog niet van Jayce Lewis gehoord, maar de man is blijkbaar erg groot in Azië en heeft al eerder met Numan samengewerkt. Ik begrijp de band tussen beide artiesten, want ze zijn zeer gelijkaardig. Zelfde imago, zelfde act, zelfde muziek… al zou ik toch zeggen dat de muziek van Lewis iets meer ‘Pretty Hate Machine’ klinkt, wat agressiever dus dan Numan. (Het relativeert ook wat de vergelijkingen tussen Numan en Nine Inch Nails, want Numan heeft zich uiteraard geïnspireerd op de muziek van Trent Reznor, maar blijft toch een eigen stijl hebben, die kalmer en ijziger is.)
Lewis neemt twee bassisten mee die het optreden moeten aankleden, maar die de muziek ook wat vertroebelen. Het feit dat er geen zuivere baslijn inzit maar eerder een broehaha van bas is eigenlijk geen meerwaarde. Op twee nummers neemt Lewis zelf een gitaar ter hand om een paar eenvoudige akkoorden aan te slaan, en hij neemt hiervoor netjes twee verschillende gitaren mee. Kort samengevat: ik ben blij dat ik Jayce Lewis nu ken, maar echt overdonderd was ik niet.
Dat zou veranderen eens Numan en zijn groep op het podium treden. De muzikanten gaan allemaal gekleed in apocalyptische grijze kleren, en de reden daarvoor wordt meteen duidelijk. Het optreden start met ‘Ghost Nation’, dat ook de opener is van de nieuwe plaat. Het nummer schetst een desolaat beeld van een wereld waarin mensen proberen te overleven nadat de klimaatverandering alle mogelijke rampen op de mensheid heeft losgelaten en de wereld in een grote woestijn omgevormd is.
Numan schrijft een boek over dit apocalyptisch scenario, en het thema sijpelde door in zijn teksten voor de plaat. Het verklaart ook de ondertitel ‘Songs From A Broken World’, dat ook aangeeft dat waar voorganger ‘Splinter (Songs From A Broken Mind)’ eerder de individuele psychologische draai inging, het nu de bedoeling is om er een ferme schep maatschappijkritiek bovenop te doen. En uiteraard komt daar ook een scheut religiekritiek bij kijken, al is dat al langer een thema dat de overtuigde atheïst Numan aankaart.
Het tweede nummer ‘Metal’ gaat dan weer terug naar het prille begin van Numans carrière. Numan beseft maar al te goed dat een deel van het publiek die oude nummers wil horen, en hij heeft zijn best gedaan om wat meer dergelijke nummers in zijn set te verwerken in vergelijking met zijn vorige passage in 2014. Zo horen we deze keer ook minder vanzelfsprekende nummers als ‘Remind Me To Smile’ en ‘We Are Glass’. Als ‘Down In The Park’ door de boxen loeit gaat het publiek voor de eerste keer volledig loos, en uiteraard zorgt ook een krachtige versie van ‘Cars’ voor de nodige beroering.
Maar uiteindelijk draait de set voornamelijk rond de laatste twee platen. Je kan van iemand die al 40 jaar in het vak zit niet verwachten dat hij enkel nummers uit de eerste drie jaar van zijn oeuvre speelt. Het valt wel op dat de vroege nummers erg poppy klinken in vergelijking met het huidig werk. Geniale, kille pop, uiteraard. En vanzelfsprekend heeft Numan de versies aangepast aan zijn hedendaags geluid.
Opvallend is ook dat er niets uit heel de periode 1980-2000 niets gespeeld wordt. Van de jaren 80 verwondert dat niet zo, want na ‘Telekon’ uit 1980 ging het snel bergaf met Numan. In de jaren 90 vond hij zichzelf terug uit met een geluid dat industriëler en dreigender klinkt, en daar blijft hij tot op vandaag aan trouw. Het zijn de nummers uit ‘Splinter’ die me het meest aanspreken: ‘Everything Comes Down To This’, ‘Here In The Black’ en vooral een energieke versie van ‘Love Hurt Bleed’ zijn stuk voor stuk hoogtepunten, en sluiten ook van sfeer goed aan bij het werk uit de laatste plaat. Dient het gezegd dat de sfeer een heel optreden lang pikzwart is?
Het geluid is zoals gewoonlijk perfect, en dus moeten we opnieuw even ingaan op de insinuatie dat Numan zou playbacken tijdens zijn optredens. Laat ons dit eens definitief uit de wereld helpen, of toch proberen. Numan zingt duidelijk live, maar heeft ervoor gekozen om bijvoorbeeld tijdens refreinen andere vooraf opgenomen stemmen mee te laten klinken. Daardoor gaat zijn eigen stem soms verloren in de multitude van stemmen. Maar 90% van de tijd hoor je enkel zijn live stem.
Numan gebruikt die methode ook als zijn 11-jarige dochter Persia hem komt begeleiden op ‘My Name Is Ruin’. Persia, die omdat ze schoolplichtig is slechts enkele concerten mee het podium op mag, zingt tussen een veelheid van zwaar bewerkte stemmen. De aanmoedigingen van papa en de dikke knuffel achteraf zijn evenwel volledig terecht.
Na een heel intense versie van ‘A Prayer For The Unborn’ - het nummer verwijst naar de moeite die Numan en zijn vrouw gehad hebben om kinderen te krijgen - sluit Numan het optreden af. Hij komt nog terug voor twee oudere nummers: ‘We Are Glass’ en uiteraard ‘Are Friends Electric’, waarop het publiek helemaal uit de bol gaat. Het was een beetje kort, maar wel goed. Numan speelde anderhalf uur lang de getormenteerde artiest, liep onrustig en gekweld over het podium, waarop hij en zijn muzikanten er helemaal voor gingen. Numan weet een bijzonder duistere sfeer op te wekken, geruggesteund door een fantastische lichtshow en mooie achtergrondprojecties. Grote klasse.
Lees ons verslag van de vorige passage van Numan in Het Depot (2014)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten