In 2007 al kondigde Gary Numan aan dat zijn volgende cd ‘Splinter’ zou
heten. Het werk sleepte aan, want al snel werd die belofte verlegd naar
2010. Uiteindelijk kwam ‘Splinter (Songs From A Broken Mind)’ eind 2013
uit. Maar wat een plaat werd het! De best verkopende Numanplaat sinds
‘Warriors’ uit 1983, een periode waarin alles wat Numan uitbracht
gegarandeerd in de hitparades kwam. Het is dan ook met enige trots dat
Numan zijn nieuwe cd kwam voorstellen in Leuven.
Absolute duisternis. Een paar donkere tonen, schurende geluiden… Numan
weet sfeer te scheppen en de spanning op te voeren. Bij de eerste harde
synthtonen flitsen de scherpste lichten aan en komen de muzikanten op
het podium. Ze spelen meteen heftig mee op ‘Resurrection’, de
instrumentele intro van Numans voorlaatste werk ‘Dead Son Rising’. Het
nummer gaat naadloos over in ‘We Are Dust’, de opener van Splinter.
De lichtshow bestaat vooral uit flitsend blauw licht in de duisternis.
De muzikanten zijn allemaal in een apocalyptisch zwart gekleed. Numan
besteedt duidelijk veel aandacht aan de aankleding van zijn optredens.
Ook het geluid is perfect. Dat heeft in het verleden al veel vragen
opgeleverd over het live-gehalte van zijn optredens, inclusief de
insinuatie dat hij zou playbacken. Daar is niets van aan. De muzikanten
spelen live en Numan zingt echt, al is het normaal dat bij dit soort
elektronische muziek gebruik gemaakt wordt van pre-geprogrammeerde
geluiden. Het uitstekende geluid bewijst vooral hoe perfectionistisch en
professioneel Numan is met zijn optredens.
Met ‘Metal’ krijgen we een nummer uit de begindagen, met name uit ‘The
Pleasure Principle’, de plaat waarbij Numan besloot dat hij als enige
songschrijver van Tubeway Army - de groep waarmee hij zes maanden eerder
het enorm succesvolle ‘Replicas’ had uitgebracht (Down In The Park, Are
Friends Electric) - evengoed solo kon gaan. (Hij behield evenwel zijn
muzikanten.) Numan had Tubeway Army oorspronkelijk opgericht als een
punkgroep, maar ontdekte dan de synths en week al snel af van de punk,
waarin hij overigens toch maar weinig credibiliteit genoot.
Numan zal nog even nieuw en oud werk afwisselen. Uit de periode tussen
1980 en 2000 speelt hij niets. Voor zijn werk uit de jaren ’80 vinden we
dat niet erg, want na zijn periode van kille synthesizermuziek haalde
hij het in zijn hoofd om te experimenteren met funk, jazz en dance, met
vaak teleurstellende resultaten. Vandaag beweert hij helemaal niet trots
te zijn op wat hij in de tweede helft van de jaren ’80 uitgegeven
heeft. Het ging van kwaad naar erger tot ‘Machine + Soul’ uitkwam in
1992, een absoluut dieptepunt waar Numan zich maar wat graag van
distantieert.
Maar toen wist hij zich te herpakken. Groepen als Nine Inch Nails en
Marilyn Manson begonnen door te breken en staken hun bewondering voor
Numan niet onder stoelen of banken. Vooral met Trent Reznor van Nine
Inch Nails werd het een ware liefdesrelatie. Numan werd regelmatig als
gast uitgenodigd op NIN-concerten. Er werden zelfs plannen gesmeed om
samen muziek te maken, maar dat werd nooit geconcretiseerd. Wel was
Reznor er als eerste bij om te getuigen dat Numan ‘buitengewone
verdiensten’ had toen zich onlangs in de V.S. wou vestigen (een
voorwaarde om het land in te mogen).
Dat Nine Inch Nails Numan als een belangrijke invloed beschouwt lijkt
evident, maar ook omgekeerd ging Numan zijn geluid afstemmen op het
indutrieel geweld van Nine Inch Nails. De gelijkenissen zijn groot: de
industriële mix van synths en gitaren, de geluidsexperimenten en de
uiterst sombere sfeer. Toch zou het Numan onrecht aandoen om te zeggen
dat hij het NIN-geluid gewoon kopieert. Zijn muziek klinkt minder
agressief, kalmer en blijft vooral gekenmerkt door Numans uitzonderlijk
stemtimbre.
De setlist is grotendeels opgesteld uit materiaal uit Splinter. Er
komen ook een paar nummers uit ‘Dead Son Rising’ aan bod (The Fall, When
The Sky Bleeds, He will Come), een cd uit 2011 die eigenlijk bestond
uit onafgewerkte nummers uit de sessies van ‘Jagged’ (2006), ‘Pure’
(2000) en ‘Exile’ (1997). Numan deed hierbij een beroep op danceproducer
Ade Fenton, die ook al op ‘Jagged’ meewerkte en nu ‘Splinter’
geproduced heeft. De uiteindelijke nummers weken behoorlijk af van de
originele demo’s en Dead Son Rising werd dan ook een aardige plaat. Maar
dat Numan het toch eerder als een tussendoortje zag wordt duidelijk als
hij Splinter voorstelt als de opvolger van Jagged uit 2006.
‘Down In The Park’ zorgt voor kiekenvel. Het nummer - oorspronkelijk
van Tubeway Army - werd geen hit, maar wel een cultsong die veelvoudig
gecoverd werd. ‘Lost’ is een voorbeeld van de zachtere nummers op
Splinter, en vormt een aangename rustpauze. ‘Cars’ brengt terug leven in
de brouwerij, en geen klein beetje. Deze versie barst van de energie.
Numan heeft het lang vervelend gevonden om altijd weer vereenzelvigd te
worden met deze ene hit uit het begin van zijn carrière, maar is
ondertussen nuchter genoeg om te beseffen dat vele artiesten alleen maar
kunnen dromen van zo’n hit.
‘Splinter’ is het titelnummer van de laatste cd en vat goed samen welke
richting Numan sinds 1994 uitgegaan is. ‘I believe in the cruelty of
man / I believe in all the hopeless and lost’. Een uitzonderlijk
pessimistisch mens- en maatschappijbeeld dat hem - samen met zijn zwart
imago - ook de 'Goth Gary'-stempel heeft bezorgd. Nog belangrijker is de
derde strofe: ‘I don’t believe in ‘The Calling’ of God / I don’t
believe a word of ‘The Word’ is true’. Het uitgesproken atheïsme van
Numan is een belangrijke inspiratiebron in zijn ‘nieuwe’ fase en komt in
zijn teksten uitgebreid aan bod.
Na nog een paar nummers uit Splinter sluit Numan zijn set af met ‘A
Prayer For The Unborn’, een erg persoonlijk lied over de moeite die hij
heeft gehad om met zijn vrouw een kind te krijgen, hetgeen uiteindelijk
zou lukken via in-vitrofertilisatie. Het zou het op één na enige nummer
zijn uit Pure (2000), één van de meest bejubelde platen uit de ‘nieuwe’
periode.
Als bisnummers krijgen we nog twee onsterfelijke nummers. ‘I Die: You
Die’ is een single uit 1980 dat ik eerlijk gezegd nog niet eerder live
had gehoord van Numan. ‘Are Friends Electric’ begint met een zachte
piano-intro, maar groeit uit tot de electrohit die we allen kennen. We
krijgen een heerlijk uitgestrekte versie waarop het publiek volledig in
extase komt. Afsluiten doet hij met het rustige ‘My Last Day’, het
slotnummer van Splinter en een passend anticlimax voor het eerder
geweld.
Uiteindelijk heeft Numan slechts uit vijf cd’s geput voor dit optreden,
met een grote nadruk op Splinter (9 van de 12 nummers op de cd werden
gespeeld). Dat veel van zijn werk uit de jaren ’80 niet aan bod kwam
vinden we niet erg, maar dat er amper iets gespeeld werd uit de periode
1994-2010 (Sacrifice, Exile, Jagged) wekt toch enige verwondering.
Al hoeven we niet echt te klagen. Numan heeft bijna twee uur lang een
fantastisch optreden gegeven. Er zat geen enkel slecht nummer bij en
zijn grootste hits kwamen aan bod. En Splinter is echt een reus van een
plaat. Sinds ik de cd heb staat hij bijna dagelijks op. Wie had gedacht
dat Numan op zijn 55ste nog zo hard zou toeslaan?
Setlist: Ressurection / I Am Dust / Metal / Everything Comes Down To
This / Films / Here In The Black / The Fall / The Calling / Down In The
Park / Lost / Cars / Pure / Splinter / When The Sky Bleeds, He Will Come
/ We’re The Unforgiven / Love Hurt Bleed / A Prayer For The Unborn
Bis: I Die: You Die / Are Friends Electric? / My Last Day
Geen opmerkingen:
Een reactie posten